Artikel 96 Rechtsvordering (Rv) biedt partijen de mogelijkheid om zelf te bepalen aan welke kantonrechter zij een zaak ter beoordeling voorleggen en hoe de procedure wordt gevoerd. In beginsel dienen partijen zelf daartoe een
verzoekschrift
Zaken die niet met een dagvaarding beginnen, worden ingeleid met een verzoekschrift. De wet verbindt een aantal minimumvereisten aan de inhoud van een verzoekschrift.
» Meer over verzoekschrift
verzoekschrift in bij de kantonrechter met daarin hun standpunten en rechtsvragen die zij beantwoord willen zien. De artikel 96 Rv-procedure is geschikt voor zaken waarin de betrokken partijen een verschil van inzicht hebben over een enkel punt dat kan worden opgelost door beantwoording van een rechtsvraag door de rechter. Daarmee leent een artikel 96 Rv-procedure zich in beginsel ook prima voor een geschil in arbeidsrechtzaken, bijvoorbeeld over
cao (collectieve arbeidsovereenkomst)
Een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is een schriftelijke overeenkomst waarin afspraken over arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd.
» Meer over cao (collectieve arbeidsovereenkomst)
cao-vraagstukken. Zo ook in de kwestie die ten grondslag ligt aan deze uitspraak van 15 maart 2022 van de Rechtbank Overijssel.
Een werknemer van een taxibedrijf had in eerste instantie zijn werkgever in een kort geding procedure betrokken. Hij meende dat door zijn werkgever op grond van artikel 1.10 van de CAO Taxivervoer een onjuiste rekenmethode werd toegepast. Als gevolg daarvan werd tijdens ziekteperiodes structureel te weinig loon betaald. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding besloten partijen de zaak om te zetten in een artikel 96 Rv-procedure. Zij spraken in dat kader af het
griffierecht
De kosten van de behandeling van rechtszaak door een gerechtelijke instantie.
» Meer over griffierecht
griffierecht te delen en de mogelijkheid van
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep open te houden.
De werknemer is voor 14 uur in dienst bij het taxibedrijf en werkt structureel meer dan zijn contracturen. In het betreffende artikel van de CAO is in het eerste lid opgenomen welk percentage van het laatstverdiende loon wordt doorbetaald tijdens de verschillende periodes van ziekte. In het vijfde lid is opgenomen dat onder het laatstverdiende loon wordt verstaan het gemiddeld aantal gewerkte uren, ook rekening houdend met eventuele eerdere ziektedagen en verlof in de referteperiode van de twaalf voorafgaande betalingsperiodes, maal het uurloon waar de werknemer recht op had direct voorafgaand aan het moment van de ziekmelding.
In 2015 en 2019 heeft het Sociaal Fonds Taxi bij het taxibedrijf een controle uitgevoerd op de naleving van de kernbepalingen van de cao, waaronder de toepassing van loondoorbetaling bij ziekte. Naar aanleiding van de controle heeft het sociaal fonds eind 2015 schriftelijk aangegeven dat en waarom de loondoorbetaling bij ziekte niet goed verloopt. In het voorjaar van 2019 heeft het sociaal fonds aan het taxibedrijf laten weten op welke punten zij ongeoorloofd afwijkt van de CAO. In dat laatste bericht is niet de loondoorbetaling bij ziekte genoemd.
Waar partijen het in de artikel 96 Rv-procedure over eens zijn is de wijze van berekening van het aantal fictieve ziekte-uren en het laatstverdiende loon. Het taxibedrijf en de werknemer nemen voor de berekening van het aantal fictieve ziekte-uren het gemiddeld aantal gewerkte uren over de referteperiode van 12 maanden als uitgangspunt. Deze bestaan uit de vaste contracturen, de meeruren, de verlofuren en de ziekte-uren. Over de hoogte van het laatstverdiende uurloon zijn partijen het eens en dat geldt ook voor de toepassing van de wachtdagen bij ziekte. Partijen zijn het in de artikel 96 Rv-procedure alleen niet eens over hoe de loonbetaling tijdens ziekte moet worden berekend naast de uren die werknemer tijdens een betalingsperiode wel heeft gewerkt. Het taxibedrijf brengt het laatstverdiende loon over de fictieve ziekte-uren eerst in mindering op het 100% basis maandloon, dat berekend is op basis van de vaste contracturen van de werknemer. Vervolgens telt het taxibedrijf daarbij op het loon over de fictieve ziekte-uren dat op grond van het betreffende artikel van de CAO is berekend door de daarin genoemde percentages toe te passen.
De kantonrechter benadrukt bij zijn beoordeling eerst dat bij de uitleg van de betreffende bepaling de zogenaamde CAO-norm geldt. Het gaat hierbij om een uitleg die zich niet alleen richt op de tekst van een
overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
» Meer over overeenkomst
overeenkomst, maar ook naar andere feitelijk vast te stellen factoren. Bij de uitleg van bepalingen wordt de CAO-norm toegepast als derden (zoals werknemers) aan een overeenkomst of regeling worden gebonden zonder dat zij invloed hadden op de totstandkoming daarvan. Deze derden kunnen zich bij de uitleg van die overeenkomst (zoals een CAO) alleen baseren op objectief kenbare gegevens.
In deze zaak is de kantonrechter van oordeel dat de uitleg die het taxibedrijf aan de CAO-bepaling geeft of de manier waarop die bepaling wordt toegepast, niet overeenstemt met de tekst daarvan. Op grond van de letterlijke tekst van het betreffende artikel moet het taxibedrijf de werknemer die vanwege ziekte niet in staat is te werken 70, 80 of 90% van het laatstverdiende loon over de ziekteperiode doorbetalen. Alleen voor de berekening van de hoogte van dat laatstverdiende loon zijn de fictieve ziekte-uren aan de orde. De tekst van het artikel van de CAO geeft geen aanleiding om met het laatstverdiende loon of de fictieve ziekte-uren nog andere berekeningen uit te voeren. Daarmee gaat de kantonrechter ervan uit dat het taxibedrijf het loon bij ziekte niet op de juiste wijze uitbetaalt en dat de door de werknemer gevolgde rekenmethode wel klopt. De vordering van de werknemer in dat kader wordt toegewezen.
Omdat er sprake is van omzetting in een artikel 96 Rv-procedure, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, waarbij partijen hun eigen kosten dragen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het in dit geval gerechtvaardigd is dat de kosten voor het
aanhangig maken
Het starten van een procedure bij de rechter door een dagvaarding of een verzoekschrift.
» Meer over aanhangig maken
aanhangig maken van het kort geding voor rekening van de werknemer blijven. Zijn vorderingen zouden namelijk in kort geding niet voor toewijzing in aanmerking zijn gekomen, onder meer vanwege het ontbreken van een
spoedeisend belang
Voor een toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van spoedeisend belang.
» Meer over spoedeisend belang
spoedeisend belang.