Een werkgever verzoekt ontbinding van de
arbeidsovereenkomst
De overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
» Meer over arbeidsovereenkomst
arbeidsovereenkomst van een werknemer, nadat zij bot ving bij het UWV. De werkgever stapt naar de rechter. Die veroordeelt de werkgever tot betaling van een
transitievergoeding
De ontslagvergoeding waar werknemers met een dienstverband van minimaal 2 jaar recht op hebben bij onvrijwillig ontslag.
» Meer over transitievergoeding
transitievergoeding van €86.022,- en een billijke vergoeding van €628.000,-. Advocaat arbeidsrecht Lennard Noordzij legt uit hoe het zit.
De werknemer is geboren in 1959 en is in 1983 – op 23 jarige leeftijd – in dienst getreden bij ATP services, een zakelijke reis- en evenementen organisatie. De werknemer werkte als Senior Projectmanager ICT en verdiende € 6.637,50 bruto per maand.
De werkgever informeert de werknemer – na een fusie – dat zijn functie wordt verplaatst naar Engeland. De werknemer werkt hier niet aan mee en daarom dient de werkgever een ontslagaanvraag in bij het UWV. Het UWV weigert toestemming aan de werkgever voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer, omdat zij niet overtuigd is dat de functie van werknemer in Nederland vervalt.
Na de mislukte procedure bij het UWV, dient de werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de rechtbank. Aan dit verzoek legt werkgever ten grondslag dat sprake is van een bedrijfseconomische reden en een – na de mislukte UWV procedure ontstane – verstoorde arbeidsverhouding.
De werknemer verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij betwist dat zijn functie is komen te vervallen dan wel in de toekomst komt te vervallen en hij spreekt tegen dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer dient (onder meer) een tegenverzoek in om – indien de arbeidsovereenkomst door de rechter wordt ontbonden – de werkgever te veroordelen tot een transitievergoeding ter hoogte van € 86.022,00 bruto, een billijke vergoeding van € 739.647,00 bruto en uitbetaling van niet opgenomen extra toegekende vakantiedagen ter waarde van € 46.534,50 bruto.
De rechtbank oordeelt vernietigend over de handelwijze van de werkgever. Zij wijst de transitievergoeding, de billijke vergoeding en de openstaande vakantie dagen toe.
Met betrekking tot de billijke vergoeding overweegt de rechtbank dat een billijke vergoeding alleen wordt toegekend als er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren.
Een dergelijke situatie doet zich hier voor. De rechtbank vindt dat de verstoring van de arbeidsverhouding uitsluitend te wijten is aan het handelen van de werkgever en dat haar hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De werkgever en de leidinggevende van werknemer hebben zich in het geheel niet om de werknemer bekommerd. Dit feit, het bijna vierendertigjarige dienstverband van werknemer en dat werknemer altijd goed heeft gefunctioneerd maakt dat het op de weg van de werkgever had gelegen om werknemer beter te informeren over de reorganisatie en dat zij hoor en wederhoor had moeten toepassen.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding stelt de rechtbank dat deze in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval, zo oordeelde de Hoge Raad vorig jaar.
De rechtbank begroot de billijke vergoeding op € 628.000,00 bruto. Zij oordeelt dat als werkgever niet ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld, de werknemer tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd (die hij bereikt in september 2027) in dienst zou zijn gebleven bij werkgever, met bijbehorend salaris en pensioenopbouw. De rechter verwacht niet dat werknemer gedurende de periode waarin hij recht heeft op een WW-uitkering (29 maanden) aanvullend inkomen zal genereren. Daarnaast heeft de werknemer eenzijdige werkervaring en alleen een VWO diploma. De rechtbank gaat er bij de berekening van de billijke vergoeding vervolgens vanuit dat werknemer na afloop van de WW-periode in staat zal zijn een inkomen te verwerven gelijk aan het minimumloon.
De rechtbank begroot daarom de billijke vergoeding op de inkomens- en pensioenschade die de werknemer schattenderwijs zal lijden tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd minus de door hem te ontvangen WW-uitkering. Dit komt neer op een bedrag van € 671.000,- bruto. De kantonrechter brengt wel de transitievergoeding in mindering op dit bedrag, waardoor de billijke vergoeding neerkomt op een bedrag van € 628.000,- bruto.