We mogen alweer bijna aanschuiven voor een kerstdiner om de week daarop het nieuwe jaar in te luiden. Een mooi moment om weer even terug te blikken op de meest opvallende ontslagzaken van dit jaar. Arbeidsrecht advocaat Sander Schouten bespreekt een vijftal opmerkelijke ontslagzaken die afgelopen jaar de revue passeerden.
Het beleid van de werkgever is duidelijk: het is verboden obscene websites te bezoeken onder werktijd. Deze werknemer maakte in de baas zijn tijd op het bedrijfstoilet een filmpje waarop te zien was hoe hij zichzelf bevredigde. De werknemer verzond dit filmpje vervolgens via Snapchat aan zijn collega. Deze collega sloeg dit filmpje op en maakte ruim een half jaar later bij de werkgever melding van grensoverschrijdend gedrag. Vervolgens werd de werknemer op staande voet ontslagen.
De rechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was. De werknemer had niet als een goede werknemer gehandeld. Doordat de werknemer de beelden tijdens werktijd naar een collega had verzonden, was er geen sprake meer van louter privégedrag, maar waren de beelden uit de privésfeer op de werkvloer terecht gekomen. Deze collega zag onder werktijd pornografische beelden. Als gezegd is het bij werkgever niet toegestaan obscene websites te bekijken. Volgens de rechter is het dan (logischerwijs) ook verboden om onder werktijd schunnige filmpjes te maken en aan collega’s te versturen. Ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer (een relatief gezien jonge man met een kort dienstverband) stonden niet aan een rechtsgeldig ontslag op staande voet in de weg. De les die we uit deze uitspraak kunnen trekken, is dat het is goed is dat deze werkgever een gedragscode hanteert binnen zijn onderneming, waaraan hij vervolgens rechten kon ontlenen.
De werkneemster werkte in de functie van woonzorgmedewerkster bij een zorginstelling. Vanaf het moment dat de werkneemster in dienst trad, constateerden bewoners en (of) hun familieleden dat er sieraden werden vermist. In overleg met de politie plaatste de werkgever vervolgens camera’s in de kamers van twee bewoners. Op die camerabeelden was te zien dat de werkneemster tijdens haar nachtdienst tot twee keer toe dezelfde kamer binnenging en tweemaal een gouden ring oppakte die in een bakje naast het bed legde, deze bekeek en weer teruglegde. De politie deed vervolgens een huiszoeking en trof daarbij een aanzienlijke hoeveelheid sieraden aan. Later bevestigde de politie dat er een positieve match was tussen de van de bewoners gestolen sieraden en de aangetroffen sieraden. Na intern beraad werd de werkneemster vervolgens op staande voet ontslagen.
De werkneemster was het niet eens met het ontslag en ontkende dat zij sieraden zou hebben gestolen. De werkneemster stelde dat zij op verschillende markten, bij de V&D en juweliers sieraden had gekocht en dat zij daarvan ook aankoopbonnen had. De werkneemster liet alleen na om deze bonnen ook in de procedure te overleggen. De rechter ging dan ook voorbij aan deze stelling van de werkneemster en gaf de werkgever gelijk. Met de werkgever was de rechter van oordeel dat diefstal van sieraden van veelal kwetsbare bewoners in een zorginstelling een
dringende reden
Een gedraging van een werknemer die zodanig is dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
» Meer over dringende reden
dringende reden voor ontslag opleverde.
Al sinds 1 augustus 2000 werkte de werknemer als docent. Op 18 maart 2019 vond – in de nabije omgeving van de school – het schietincident in de tram in Utrecht plaats. De politie adviseerde de werknemer om iedereen tot 18:00 uur binnen te houden. Ook de werkgever informeerde de werknemer over de wijze waarop de school wilde handelen naar aanleiding van het tragische incident. Een collega constateerde omstreeks 16:00 uur dat de studenten uit de klas van de werknemer zonder toezicht van een docent in het klaslokaal zaten. De werknemer was na zijn laatste les vertrokken en had de studenten alleen achtergelaten. De volgende dag werd de werknemer op het matje geroepen bij de onderwijsdirecteur en zijn leidinggevende. De werknemer verklaarde dat hij in verband met zijn diabetes moest eten en er op school geen eten was. En dus moest hij de school verlaten. Bij brief van 22 maart 2019 werd de werknemer vervolgens – na een periode van schorsing – op staande voet ontslagen.
De werknemer vocht zijn ontslag aan en verzocht om toekenning van een billijke vergoeding van ruim € 365.000, maar daar ging de rechter niet in mee. De rechter nam als uitgangspunt dat een docent verantwoordelijk is voor zijn klas, ongeacht of de leerlingen nu kinderen of jongvolwassenen zijn. Aangezien de veiligheid van de leerlingen in het geding was vanwege de potentiële terroristische dreiging, was de werknemer verplicht om in ieder geval goed te zorgen voor de leerlingen uit de klas die hij die dag lesgaf. De werknemer schond deze zorgverplichting door het pand te verlaten en de klas met leerlingen, waar hij dat op moment de verantwoordelijkheid voor droeg, zonder enig overleg met directie of collega’s achter te laten. Het argument van de werknemer dat hij in verband met zijn diabetes en het gebrek aan eten op school weg moest kon hem niet baten. De werknemer was immers al rond het middaguur op de hoogte van de dreigende situatie en het advies van de politie en hij had dus voldoende tijd gehad om met het oog op zijn diabetes voorzorgsmaatregelen te treffen. Het feit dat de werknemer geen expliciete instructie van de werkgever had gekregen maakte dat ook niet anders. De werknemer had moeten weten dat hij op school moest blijven.
De werknemer was sinds augustus 2015 in dienst bij een hotel in Amsterdam, in de functie van Welcome Ambassador. Geruchten deden de ronde dat medewerkers van het hotel drugs aan hotelgasten zouden verkopen. Hierop besloot de werkgever de politie in te schakelen, waarna de politie een onderzoek uitvoerde. Uit het vertrouwelijke rapport van de politie, bleek dat drie pseudokopen – gericht op het aankopen van verdovende middelen bij betreffende personeelsleden hadden plaatsgevonden – waaronder één aankoop bij deze werknemer. De werkgever informeerde de werknemer over de vertrouwelijke rapportage, waarna een gesprek plaatsvond tussen partijen. De werknemer ontkende de bewuste levering. De werknemer werd vervolgens op staande voet ontslagen wegens het tijdens werktijd aanbieden van verdovende middelen aan gasten van het hotel, met als extra reden dat hij tijdens het gesprek hierover had gelogen.
De werknemer beriep zich in de procedure via de zogenoemde onschuldpresumptie, wat betekent dat er pas sprake kan zijn van een dringende reden, indien hij onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld. Dit beroep slaagde niet. Naar het oordeel van de rechter, miskende de werknemer immers dat het civiele recht een eigen bewijsrechtsysteem kent, ook ingeval het gaat om
bewijs
In het Nederlandse procesrecht geldt als hoofdregel dat de rechter alleen die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, die in de rechtszaak aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die zijn komen vast te staan.
» Meer over bewijs
bewijs van een strafbare gedraging. De rechter was het met de werkgever eens dat de constateringen die de politie had neergelegd in de processen-verbaal en de eindrapportage voldoende was om een dringende reden voor ontslag op staande voet aan te nemen. Het ging hier immers om een pseudokoop, waarbij de levering van de drugs door de werknemer aan de rapporterende politiemensen zélf had plaatsgevonden. Hier kon de werknemer niets tegenover stellen. Even bijverdienen door verhandelen van drugs is dus niet de oplossing.
De werknemer was laatstelijk werkzaam in de functie van boomverzorger. Begin dit jaar was de werknemer werkzaam in een kraan met een dichte cabine. Een collega gooide een sneeuwbal tegen de cabine van de kraan. Hierop draaide de werknemer vervolgens de kraan, met een boomstam in de grijper, 180 graden waarna een boomstam uit de grijper viel. Deze boomstam belandde boven op de voet van zijn collega. De collega liep als gevolg van deze gebeurtenis ernstig letsel op. Zo moesten er vijf tenen én een deel van de voet van de collega worden geamputeerd. De werknemer ontving een officiële waarschuwing en werd twee weken geschorst. Hierna werd de werknemer op staande voet ontslagen.
De werknemer maakte bezwaar tegen zijn ontslag. De werknemer stelde dat de boomstam uit de grijper zou zijn gegleden en dat dit “wel tien keer per dag” gebeurde. Ook wist de werknemer niet dat de boomstam op de voet van zijn collega terecht was gekomen. De werknemer betwiste dan ook dat hij met opzet of bewust roekeloos zou hebben gehandeld. Daar ging de rechter niet in mee. Naar het oordeel van de rechter was er een actieve handeling nodig om een boomstam op te pakken en weer los te laten. De boomstam kon dan ook onmogelijk losgeraakt zijn uit de grijper. De rechter meende dat de werknemer met zijn gedraging een dusdanig gevaarzettende situatie in het leven had geroepen, dat hij terecht op staande voet was ontslagen.