De bedrijfsarts heeft een steeds grotere rol gekregen bij de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers. Zijn advies moet in principe worden opgevolgd door werknemer en werkgever, tenzij het UWV een andersluidend deskundigenoordeel afgeeft. Dat een advies een werkgever ook kan verplichten om een beëindiging van de arbeidsverhouding te onderzoeken, bleek uit een recente uitspraak in een moeilijk arbeidsconflict. Advocaat arbeidsrecht Sander Schouten legt uit.
In deze zaak had de werknemer een loonvordering in gesteld bij de kantonrechter nadat hij op staande voet was ontslagen. De werknemer vond dat dit ontslag onterecht was. Voorafgaand aan het ontslag was er een langdurig re-integratietraject doorlopen vanwege de arbeidsongeshciktheid van werknemer. Ook speelde er een arbeidsconflict wat steeds groter werd.
Omdat het knelpunt van de re-integratie geen medische oorzaak heeft maar ligt in de verstoorde verhoudingen tussen partijen, adviseert de bedrijfsarts eerst mediation om het conflict te verhelpen. Als dit niet werkt adviseert de bedrijfsarts de arbeidsovereenkomst te beëindigen (volgens de wettelijke regels). In dat geval moet de werknemer als hersteld worden beschouwd 6 weken na het einde van de mediation.
De mediation mislukt en werknemer wordt door werkgever uitgenodigd om te praten over een re-integratieplan. Dit weigert de werknemer want hij is het niet eens met het oordeel van de bedrijfsarts. Dit wordt door de werkgever op gevat als werkweigering en de betaling van loon wordt stopgezet. De werknemer had namelijk bezwaar moeten maken tegen het oordeel van de bedrijfsarts en een deskundigenoordeel moeten aanvragen. Dit heeft hij niet gedaan. Als de werknemer zich meteen weer ziek meldt wordt hij op staande voet ontslagen.
De werknemer start via een advocaat gespecialiseerd in arbeidsrecht een procedure waarin hij een loonvordering instelt. Volgens hem is het ontslag op staande voet onterecht. Werknemer stelt ook dat hij arbeidsongeschikt is wegens ziekte. In
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep overweegt het hof dat het oordeel over al dan niet arbeidsgeschiktheid toekomt aan de bedrijfsarts. De werknemer die zich niet bij dat oordeel wenst neer te leggen kan om een deskundigenoordeel vragen. In zoverre heeft de werkgever gelijk.
Maar het Hof overweegt ook dat de werkgever zich niet heeft gehouden aan het advies van de bedrijfsarts. Er werd namelijk aangeraden om bij het mislukken van een mediation een (minnelijke) beëindiging van de arbeidsverhouding te realiseren. Terugkeer naar de werkplek was namelijk vanuit medisch preventief oogpunt niet wenselijk.
Door de werknemer niettemin op te roepen voor werk heeft de werkgever zich niet als goed werkgever gedragen. Hij had werknemer moeten aanraden zich juridisch te laten informeren om tot een beëindiging te komen zonder nadelige gevolgen. Een ontslag op staande voet leidt er immers toe dat werknemer geen uitkering kan krijgen. De loonsanctie is dan ook onterecht geweest en de gebeurtenissen hierna (de ziekmelding door werknemer) kunnen in dat licht dan ook geen grond voor ontslag op staande voet vormen.