Een aannemer heeft een fundering aangelegd voor de bouw van een woning. Na de afronding van zijn werkzaamheden verlaat de aannemer de bouwplaats. Omdat zijn rekeningen nog niet zijn betaald en hij hoort dat zijn opdrachtgever op het punt staat faillissement aan te vragen, plaatst hij even later hekken om de bouwplaats en borden waaruit blijkt dat de aannemer zijn
retentierecht
Het recht van een schuldeiser om een zaak van de schuldenaar onder zich te houden totdat zijn vordering is voldaan.
» Meer over retentierecht
retentierecht uitoefent. Maar had de aannemer nog feitelijke macht over de zaak? Advocaat bouwrecht Marco Guit bespreekt de uitspraak.
Wat was er precies aan de hand? De aannemer verneemt 2 weken na het gereedkomen van zijn werkzaamheden dat de opdrachtgever op het punt staat zijn faillissement aan te vragen. De aannemer heeft nog een openstaande vordering op de opdrachtgever en gaat op 10 april 2013 over tot het uitoefenen van zijn retentierecht. Het faillissement wordt diezelfde dag nog uitgesproken. De
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator start een kort geding tegen de aannemer waarin hij vordert dat de bouwplaats ter
beschikking
Uitspraak in een verzoekschriftprocedure
» Meer over beschikking
beschikking te stellen aan de curator. De curator voert als grond voor de vordering aan dat de aannemer niet aan de vereisten voor het uitoefenen van een retentierecht heeft voldaan. De bouwplaats was namelijk niet meer in de macht van de aannemer op 10 april.
De Voorzieningenrechter is het eens met de curator. De aannemer heeft de bouwplaats 28 maart verlaten en had vanaf dat moment geen feitelijke macht meer over de zaak. Dat de aannemer pas op 10 april hekken en borden heeft geplaatst lijkt dan ook alleen te zijn ingegeven door het feit dat aannemer op de hoogte was gekomen van het voornemen van opdrachtgever om zijn eigen faillissement aan te vragen en dat aannemer niets anders wilde dan een onderhandelingspositie creëren om betaald te krijgen. Daar komt bij dat ook al had aannemer nog feitelijke macht over de zaak op 10 april, het faillissement is uitgesproken op 10 april en terugwerkende kracht heeft tot 0.00 uur op 10 april. De bouwplaats was op het moment dat het retentierecht werd uitgeoefend dus al in de feitelijke macht van de curator.
Deze uitspraak bevestigt de trend in de rechtspraak dat het vereiste van feitelijke macht strikt wordt uitgelegd. Als de aannemer zijn werkzaamheden heeft voltooid en het werk heeft verlaten, is er geen sprake meer van feitelijke macht. Het uitoefenen van het retentierecht louter als druk middel wordt hiermee beperkt.
Voor aannemers kan het daarom aan te raden zijn om voordat zij een werkplaats verlaten en/of opleveren, de financiële positie van de opdrachtgever te checken. Mochten er omstandigheden aan het licht komen zoals in dit geval een voornemen tot faillissementsaanvragen, dan kan het retentierecht wellicht nog wel rechtsgeldig worden uitgeoefend.