In een recent bouwgeschil wordt de hoofdaannemer door de opdrachtgever aansprakelijk gesteld voor de aanwezigheid van asbest. De hoofdaannemer legt de schuld bij zijn onderaannemer die de asbest zou verwijderen. Deze onderaannemer wijst vervolgens naar een inspecteur die een onjuist rapport zou hebben afgegeven. Advocaat bouwrecht Marco Guit licht deze zaak over
vrijwaring
De wet biedt de mogelijkheid om in een rechtszaak een derde in vrijwaring op te roepen. Daarmee wordt beoogd om bij een veroordeling direct de schade op de in vrijwaring opgeroepen derde te verhalen.
» Meer over vrijwaring
vrijwaring en ondervrijwaring toe.
De rechtbank stelt voorop dat de hoofdaannemer de asbestsaneringswerkzaamheden in onderaanneming aan de onderaannemer heeft uitbesteed. Daarom is zij op grond van artikel 6:76 BW en artikel 7:751 BW (
aansprakelijkheid
De gehoudenheid van een persoon of bedrijf om schade ontstaan uit een onrechtmatige daad of wanprestatie te vergoeden.
» Meer over aansprakelijkheid
aansprakelijkheid voor hulppersonen) op gelijke wijze aansprakelijk voor gedragingen van de onderaannemer als zij voor haar eigen gedragingen aansprakelijk is. Hetzelfde geldt voor de onderaannemer als de inspecteur die hij heeft ingeschakeld niet volgens de van toepassing zijnde regels heeft gehandeld.
Het staat vast dat er na de sanering nog asbest is aangetroffen in het pand van de opdrachtgever. De onderaannemer heeft de asbestverwijdering dus ondeugdelijk uitgevoerd. Dit komt voor rekening en risico van de hoofdaannemer. Hij is derhalve toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de
overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
» Meer over overeenkomst
overeenkomst met de opdrachtgever en gehouden diens schade te vergoeden.
De vraag is vervolgens of de hoofdaannemer de schade kan verhalen op de onderaannemer. Omdat de onderaannemer verantwoordelijk was voor de asbestverwijdering acht de rechtbank hem aansprakelijk jegens de hoofdaannemer voor de ondeugdelijke asbestverwijdering. De vrijwaring slaagt. De onderaannemer zal worden veroordeeld om al hetgeen waartoe de hoofdaannemer wordt veroordeeld te betalen aan de hoofdaannemer.
Vervolgens de ondervrijwaring. De onderaannemer heeft gesteld dat de door hem ingeschakelde inspecteur heeft verzaakt in zijn controle van de asbest. De rechtbank wijst deze stelling echter van de hand. Er is onvoldoende gebleken dat de inspecteur ook verantwoordelijk was voor de controle na de eindoplevering van het gesaneerde gebouw. De vordering in ondervrijwaring wordt afgewezen.
Bijzonder in deze zaak was het beroep van de hoofdaannemer, de onderaannemer en de inspecteur op hun eigen algemene voorwaarden. In al deze algemene voorwaarden was een exoneratiebeding opgenomen waarmee de aansprakelijk aanzienlijk werd beperkt. Het beroep van de hoofdaannemer op beperking van zijn aansprakelijkheid jegens de opdrachtgever werd afgewezen. De algemene voorwaarden waren niet aan de opdrachtgever ter hand gesteld. Ook het beroep op het exoneratiebeding door de onderaannemer werd om die reden afgewezen.
Het beroep van de inspecteur op het exoneratiebeding werd wel gehonoreerd. Hoewel niet vaststaat dat deze voorwaarden wel ter hand zijn gesteld aan de onderaannemer, heeft de onderaannemer de toepasselijkheid van de voorwaarden niet betwist in de procedure. De aansprakelijkheid van de inspecteur voor schade is aldus beperkt tot het in het exoneratiebeding genoemde bedrag. Niet dat een beroep op de exoneratie nodig was: de rechtbank achtte de inspecteur geheel niet aansprakelijk voor de schade.