In een recente procedure was een huurder door de kantonrechter veroordeeld tot ontruiming van zijn winkelpanden. Het vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de verhuurder ging tot executie over. De huurder wilde dit tegenhouden en stelde een vordering tot schorsing van de executie in. Wat houdt dit in en wanneer wordt zo’n vordering toegewezen? Advocaat huurrecht bedrijfsruimte Thomas van Vugt licht een recente uitspraak hierover toe.
In deze zaak heeft de huurder de huur van twee winkelpanden maandenlang niet betaald. De verhuurder gaat over tot opzegging van de huurovereenkomst. In een kort geding veroordeelt de kantonrechter de huurder tot ontruiming. Het vonnis is –zoals gebruikelijk- uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit houdt in dat het vonnis direct ten uitvoer kan worden gelegd (geëxecuteerd) en dat de executie niet wordt geschorst door het instellen van een rechtsmiddel (zoals
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep).
De huurder is het niet eens met het vonnis en gaat in hoger beroep. De verhuurder heeft echter aangegeven het vonnis niettemin te willen executeren, hetgeen inhoudt dat hij de bedrijfsruimten gaat ontruimen. Huurder stelt daarom direct bij zijn hoger beroep een incidentele vordering tot schorsing van de executie in. Hierin verzoekt de huurder het hof de executie te schorsen totdat in hoger beroep is besloten. Het hof zal dit incident met voorrang beoordelen. Maar nog voordat het hof het incident heeft behandeld, is huurder al door verhuurder ontruimd.
Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of er grond bestaat voor schorsing van de executie drie factoren een rol spelen:
Het hof stelt vast dat de verhuurder het vonnis al heeft geëxecuteerd. Immers, huurder is al ontruimd. Hij heeft dus geen belang meer bij de schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis in eerste aanleg. De vordering wordt daarom afgewezen.
In deze zaak kwam de behandeling van de incidentele vordering tot schorsing voor huurder te laat. Maar in de praktijk zijn de meeste procederende partijen geneigd een hoger beroep af te wachten, zeker als de financiële schade voor de partij tegen wie een vonnis wordt geëxecuteerd potentieel groot is. Want als een vonnis in hoger beroep wordt vernietigd, dan moet de executie worden teruggedraaid. Bij een geldelijke veroordeling is dit relatief eenvoudig: men stort het bedrag gewoon terug. Bij een ontruiming stuit men op meer bezwaren en kan de geëxecuteerde recht hebben op compensatie.
Soms is het echter, gezien de lange procesduur van een hoger beroep, ondoenlijk een uitspraak af te wachten. Wees wel bewust van de risico’s van een (vroegtijdige) executie en laat u van te voren inlichten over de haalbaarheid van het hoger beroep. Voor partijen die executie willen tegenhouden behoort overigens ook het starten van een executie kort geding tot de mogelijkheden.