Onlangs verbood de rechtbank Amsterdam het NRC om de naam van een bekende ex-hoogleraar van de UvA te noemen in een artikel over grensoverschrijdend gedrag. Maar deze uitspraak lijkt haaks te staan op twee eerdere uitspraken van nota bene dezelfde rechtbank, waarin het juist wel werd toegestaan om in soortgelijke artikelen man en paard te noemen. Is hier sprake van rechterlijke willekeur? Advocaat mediarecht Thomas van Vugt vergelijkt de uitspraken met elkaar en legt uit hoe rechters in dit soort zaken te werk gaan.
In de zomer van 2015 sleepte de toenmalige
directeur
De leidinggevende van een onderneming of organisatie.
» Meer over directeur
directeur van de Amsterdamse Theaterschool, Ruut Weismann, de Volkskrant voor de Amsterdamse Voorzieningenrechter. Aanleiding daarvoor was dat de krant op het punt stond om hem in uitgebreid artikel te beschuldigen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. In de jaren tachtig had hij drie keer een relatie met een studente. De zaak vertoont grote gelijkenissen met de recente zaak van een ex-hoogleraar tegen het NRC. Ook hier gaat het volgens de rechter om grensoverschrijdend gedrag in een machtsverhouding door een “public figure”.
De rechter wees de vorderingen van de directeur af. Weliswaar vindt de rechter dat de voorgenomen publicatie een ernstige inbreuk op zijn reputatie en privacy vormt, maar toch is de rechter van oordeel dat die publicatie niet in zodanige mate inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de directeur dat een publicatieverbod vooraf gewettigd is. Dat de gedragingen plaats hebben gevonden in een (heel) ver verleden maakt dat niet anders, aldus de rechter.
Ook Kemna Casting ving in 2018 bot bij de rechtbank Amsterdam. De Nieuwe Revu mocht de naam van twee castingdirectors noemen in een artikel waarin gesproken werd over jarenlange grensoverschrijdend gedrag / machtsmisbruik. De rechter vindt dat Nieuwe Revu “gedegen journalistiek onderzoek” heeft gepleegd, voldoende gelegenheid voor hoor en wederhoor heeft geboden en dat het artikel “genuanceerd” is geschreven. De rechter oordeelt bovendien nog dat een van de twee castingdirectors een “sleutelfiguur” was binnen Kemna Casting.
Ook in het geval van de ex-hoogleraar R.B. gaat het volgens de rechter om een ‘public figure’. Dat is een belangrijke aanname want in de rechtspraak is uitgemaakt dat zo iemand ten aanzien van publicaties omtrent zijn of haar persoon meer te dulden heeft dan anderen. Ook in deze zaak staat grensoverschrijdend gedrag / machtsmisbruik centraal. Maar R.B. heeft een groot deel van de beschuldigingen aan zijn adres, met name de meest ernstige, betwist. Dat betroffen beschuldigingen van aanranding en het hebben van seksueel contact met een kwetsbare studente. De onderbouwing van deze beschuldigingen is volgens de rechter “zeer summier”. Dat is een belangrijke vaststelling waarmee de uitspraak zich onderscheidt ten opzichte van de uitspraken uit 2015 en 2018.
Toch lijkt dat niet de doorslag te hebben gegeven. In dit soort kort gedingen komt het altijd aan op een belangenafweging omdat twee fundamentele rechten – vrijheid van meningsuiting vs het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer – met elkaar botsen. Daarom is het stellen en onderbouwen van de juiste feiten van cruciaal belang voor een advocaat.
Maar, een belangenafweging is en blijft mensenwerk en het vonnis over R.B. illustreert dat naar mijn mening. De rechter vindt vooral dat wat er in het professionele leven van R.B. is voorgevallen niet hoeft door te werken naar zijn privéleven en gezin. “Ieder mens heeft recht op een tweede kans”, aldus de rechter. De rechter verwijst daarbij ook naar “de grote vlucht die de sociale media hebben genomen” en vindt dat het R.B. niet aangedaan kan worden om in de lengte der jaren aan de digitale schandpaal genageld te worden.
De rechter gaat in het vonnis slechts heel kort in op de hiervoor genoemde uitspraken uit 2018 en 2015. Hij merkt – terecht – op dat in in de zaak uit 2015 een algeheel publicatieverbod werd gevorderd, terwijl de ex-hoogleraar ‘slechts’ heeft geëist dat zijn naam niet worden genoemd. Over de uitspraak uit 2018 merkt de rechter op dat beide kwesties “niet zonder meer kunnen worden vergeleken” en: “Voor zover de zaken wel gelijkenis vertonen, valt de belangenafweging in deze zaak net anders uit.” Dat vind ik te kort door de bocht. Natuurlijk, geen zaak is precies hetzelfde, maar deze drie lijken feitelijk en ook juridisch veel op elkaar.
Wat Kemna Casting en Ruut Weismann niet lukte, lukt R.B. dus wel. De rechter neemt hem in bescherming en dat is naar mijn mening vooral te danken aan goed advocatenwerk. Maar of deze uitspraak stand gaat houden in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep is op zijn minst een dubbeltje op z’n kant….