We schetsten in een eerdere blog de situatie dat een hypotheeknemer (zoals een bank) door de rechter bevolen kan worden de executieverkoop van een
onroerende zaak
Onroerend zaken zijn o.m. de grond en gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
» Meer over onroerende zaak
onroerende zaak voor een bepaalde periode te schorsen. Er zijn echter omstandigheden denkbaar waaronder een rechter kan overgaan tot het aan een bank opleggen van een executieverbod. Recentelijk diende zich bij de rechtbank Overijssel een kwestie aan waarin zo’n verbod tot executie werd gevorderd. Advocaat insolventierecht Thomas van Vugt licht deze uitspraak toe en legt uit hoe de rechtbank in deze kwestie tot haar oordeel kwam.
In dit geval ging het om achterstanden die waren ontstaan bij de betaling van maandelijkse hypotheektermijnen. Die achterstanden waren dusdanig hoog opgelopen dat de bank in kwestie besloot om de hypotheek op te zeggen en de hele leensom op te eisen. Bij die opzegging werd aangegeven dat de woning tot een bepaald tijdstip onderhands verkocht mocht worden. Met de opbrengst daarvan kon dan de hypotheek worden afgelost.
Uiteindelijk vonden de hypotheekgevers tot driemaal toe een koper en overlegden zij in totaal twee koopovereenkomsten aan de bank. De bank moest immers royement verlenen op de hypotheek en dus voorafgaande toestemming voor verkoop geven. De bank weigerde echter om met een onderhandse verkoop akkoord te gaan omdat de leveringsdatum te ver in de toekomst zou liggen.
Ondanks dat er een koper was die de woning tegen een goede prijs wilde overnemen, besloot de bank de
veiling
Een openbare verkoop.
» Meer over veiling
veiling gewoon door te zetten. Zo’n veiling levert vaak hoe dan ook een veel lagere opbrengst op dan bij onderhandse verkoop. Omdat de eigenaren bij verkoop door veiling een grote restschuld verwachtten en die wilden voorkomen, stapten zij naar de rechter. Zij vorderden dat het de bank verboden moest worden tot veiling over te gaan.Het geschil tussen partijen was een executiegeschil. De rechtbank stelde voorop dat de bank als hypotheekhouder in beginsel het recht van
parate executie
Recht om zonder tussenkomst van rechter een goed waarop een hypotheek- of pandrecht rust openbaar te verkopen om verhaal te halen op de opbrengst.
» Meer over parate executie
parate executie toekomt. Dat zou, aldus de rechtbank, alleen anders zijn als de bank onder de gegeven omstandigheden door uitoefening van dat recht, misbruik van haar bevoegdheid zou maken.
De eisers stelden dat er inderdaad een betalingsachterstand was en dat zij actief geprobeerd hebben de woning onderhands te verkopen. Zij vonden ook een koper voor een goede prijs maar de bank weigerde toestemming voor die onderhandse verkoop. De bank stelde daartegenover dat in het verleden al diverse betalingsafspraken niet zouden zijn nagekomen en dat de woning in strijd met het huurbeding verhuurd zou zijn. Bovendien zou, aldus nog steeds de bank, de woning ook niet verzekerd zijn.
De rechter moest in deze procedure constateren dat de stellingen van de bank over diverse punten niet klopten en concludeerde zelfs dat de proceshouding van de bank niet was volgens Artikel 21 Rv. Dat artikel schrijft voor dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Partijen moet dus de waarheid spreken. De rechter stelde dus eigenlijk met zoveel woorden dat de bank in de procedure in strijd met de waarheid stellingen heeft ingenomen.
De rechtbank constateert voorts dat het zonneklaar is alle partijen in deze procedure belang hebben bij een zo hoog mogelijke opbrengst, maar stelt ook dat de bank niet nodeloos hoeft te wachten om gebruik te maken van haar veilingsrecht in afwachting van mogelijke onderhandse verkoopmogelijkheden. Volgens de rechter is van dat laatste echter geen sprake. Er waren in de afgelopen periode diverse gegadigden voor de woning maar Rabobank wilde om – volgens de rechtbank – te onduidelijke redenen met verkoop niet instemmen.
Onder die omstandigheden kwam de rechter tot het oordeel dat de bank misbruik van recht maakte door de executie via openbare verkoop door te zetten. De rechter oordeelde hard over de opstelling van de bank: hij vond de betoonde aandrang tot veiling merkwaardig en de opstelling van de bank nodeloos schadend voor de eigenaren van de woning. Om die reden verbood de rechter de bank de woning te veilen zodat partijen alsnog de mogelijkheid kregen de woning tegen een acceptabele prijs te verkopen.