Bij een
eigendomsvoorbehoud
Een eigendomsvoorbehoud is de meest geëigende wijze voor een leverancier om zich tegen een slecht betalende klant te beschermen.
» Meer over eigendomsvoorbehoud
eigendomsvoorbehoud gaat het
eigendom
Het het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Eigendom is het recht om over een zaak (stuk grond, voorwerp, hoeveelheid geld enz.) naar eigen goeddunken te beschikken.
» Meer over eigendom
eigendom van een geleverde zaak pas over op de koper als de volledige koopprijs is betaald. Dit geeft de verkoper extra
zekerheidsrecht
Zakelijke rechten die strekken tot ter zekerheid van een vordering, zoals pand en hypotheek.
» Meer over zekerheidsrecht
zekerheid als de koopprijs op afbetaling wordt voldaan. Ook staat de verkoper niet met lege handen als de koper in de tussentijd failliet gaat. Althans, dat hoopt de verkoper. In een recente zaak negeerde de
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator het contractuele eigendomsvoorbehoud op een aantal voertuigen en verkocht ze door aan een derde. Advocaat insolventierecht Hidde Reitsma licht de rechtszaak toe die hierop volgde.
Een taxibedrijf sluit een ‘financiële leaseovereenkomst’ met leasemaatschappij Trompenburg. Op grond van deze
overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
» Meer over overeenkomst
overeenkomst ontving het taxibedrijf een geldlening om vijf taxibusjes van Trompenburg te kopen. Het taxibedrijf diende Trompenburg maandelijks termijnen ter aflossing van de geldlening te betalen. In de leaseovereenkomst is bepaald dat de taxibusjes door Trompenburg worden geleverd onder eigendomsvoorbehoud, welke van toepassing is zolang niet alle termijnen en het restbedrag zijn voldaan. Begin 2016 ging het taxibedrijf failliet waarna de curator de taxibusjes verkocht heeft aan een derde.
In een procedure maakt Trompenburg aanspraak op betaling door de curator van de verkoopopbrengst van de taxibusjes, dan wel van een vervangende schadevergoeding. Trompenburg doet een beroep op het eigendomsvoorbehoud. Omdat Trompenburg nog een bedrag van het taxibedrijf te vorderen had, meende Trompenburg dat het eigendom van de busjes nog niet op het taxibedrijf is overgegaan. De curator kon de taxibusjes dus niet doorverkopen, aldus Trompenburg.
De vraag is of er een rechtsgeldig eigendomsvoorbehoud is overeengekomen. In de wet staat een limitatieve opsomming van vorderingen waarbij een eigendomsvoorbehoud kan worden gemaakt (art. 3:92 lid 2 BW). Een eigendomsvoorbehoud kan slechts geldig worden bedongen ter zake van vorderingen betreffende de tegenprestatie voor (i) door de vervreemder aan de verkrijger krachtens overeenkomst geleverde of te leveren zaken, of (ii) krachtens een zodanige overeenkomst tevens ten behoeve van de verkrijger verrichte of te verrichten werkzaamheden, alsmede (iii) ter zake van de vorderingen wegens tekortschieten in de nakoming van zodanige overeenkomsten.
De rechter stelt vast dat de leaseovereenkomst ziet op een verstrekking van een geldlening door Trompenburg aan het taxibedrijf, waarmee het taxibedrijf de busjes (van Trompenburg) heeft gekocht. De maandelijkse afbetalingen zien dus niet op de koopprijs van de geleverde taxibusjes maar op aflossingen van een geldlening. Dit blijkt uit de bewoordingen van de overeenkomst. Dit onderscheid is cruciaal, aangezien voor een vordering uit hoofde van een geldlening geen eigendomsvoorbehoud kan worden bedongen.
De rechter oordeelt dat het overeengekomen eigendomsvoorbehoud in de leaseovereenkomst nietig is. De taxibusjes waren dus direct bij levering al in eigendom overgegaan op het taxibedrijf. De curator kon dan ook zonder bezwaar de busjes verkopen.
Uit deze zaak blijkt maar weer eens hoe nauw het luistert bij sommige ogenschijnlijk simpele juridische constructies. Hier hadden partijen wel de intentie om de taxibusjes onder eigendomsvoorbehoud te leveren, maar slaagden er helaas niet in om dit op een correcte wijze juridisch vast te leggen. Hierdoor stond de leasemaatschappij na het faillissement alsnog met lege handen.