In een recente uitspraak van het gerechtshof Den Haag bekrachtigt het hof een
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep tegen een afwijzing van een dwangakkoord waarbij sprake was van (slechts) twee schuldeisers. De schuldenaar had bij zijn verzoek te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling (Wsnp) verzocht deze schuldeisers te bevelen mee te werken aan een aangeboden schuldregeling. Advocaat insolventierecht Hidde Reitsma licht aan de hand van deze uitspraak de (on)mogelijkheden van een dwangakkoord nader toe.
Om te kunnen worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) moet een verzoeker onder andere eerst een minnelijke regeling aan zijn schuldeisers hebben aangeboden. Meestal bestaat zo’n aanbod uit een afbetalingsregeling tot een bepaald percentage van de schuld, tegen finale kwijting. Om deze regeling ook echt een kans van slagen te geven kunnen (de laatste) weigerachtige schuldeisers op grond van artikel 287a Faillissementswet door de rechter worden gedwongen tot medewerking aan een door de schuldenaar aangeboden minnelijke schuldregeling. Een verzoek tot het opleggen van een dwangregeling vindt plaats door het insturen een
verzoekschrift
Zaken die niet met een dagvaarding beginnen, worden ingeleid met een verzoekschrift. De wet verbindt een aantal minimumvereisten aan de inhoud van een verzoekschrift.
» Meer over verzoekschrift
verzoekschrift aan de rechtbank.
In beginsel wordt een dwangregeling niet toegepast als er sprake is van slechts één schuldeiser. In voornoemde zaak bij het hof bestond de totale schuldenlast (ruim 315.000 euro) uit twee leningen bij twee banken. De schuldenaar bood (met extra gelden van een derde) in zijn akkoord een uitkeringspercentage aan van 9,5% op hun vorderingen. Beide banken weigerde hun medewerking.
Bij de beoordeling of de banken in redelijkheid tot een weigering konden komen oordeelde de rechtbank in eerste aanleg al dat zij, gezien de hoogte van de vorderingen en de veel lagere aangeboden uitkering daarop, een redelijk belang hebben bij hun weigering. Ook oordeelde de rechtbank dat de regeling van een dwangakkoord niet is geschreven voor het onderhavige geval. De rechtbank wees het verzoek af en verzoeker ging in hoger beroep.
Het hof ging mee met de rechtbank en overwoog daarbij dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat een vordering volledig wordt voldaan. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een schuldeiser worden gedwongen in te stemmen met een door de schuldenaar aangeboden akkoord. In dit geval werd veel waarde gehecht aan de feiten en omstandigheden van de schuldenaar (werkzaam in de advocatuur).
Hij kon volgens het hof zijn vaste lasten en betalingsregelingen nakomen, hij leek te kunnen doorgaan met afbetalen en er was geen sprake van een toestand van ‘opgehouden zijn te betalen’. Het hof was daarbij niet overtuigd dat het aanbod het uiterste betrof waartoe de schuldenaar financieel in staat was en concludeerde tot afwijzing van het hoger beroep.
In alle gevallen is een goed onderbouwd en gedocumenteerd verzoekschrift van groot belang voor de kans van slagen van een akkoord en bij een verzoek tot toepassing van een dwangregeling. AMS Advocaten heeft veel ervaring met crediteurenakkoorden, ook omdat een aantal kantoorgenoten regelmatig werkzaam is als
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator.