Een persoon stapte naar de rechter om te eisen dat Google aan zijn naam gerelateerde negatieve zoekresultaten zou verwijderen. Advocaat mediarecht Thomas van Vugt legt uit hoe de rechter tot zijn oordeel kwam.
Het ging in deze zaak om een persoon die werkte voor diverse financiële instellingen en advieswerkzaamheden verrichtte voor noodlijdende bedrijven. In die hoedanigheid was die persoon betrokken geraakt bij diverse faillissementen. Voor zijn betrokkenheid daarbij was hij zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk veroordeeld. Wanneer zijn persoonsgegevens als zoekterm bij Google werd ingetoetst werd in de eerste zoekresultaten op Google verwezen naar deze malversaties. Betrokkene was daar niet blij mee en wilde dat Google die negatieve zoekresultaten verwijderde.
Advocaat van betrokkene stelde in de procedure dat de verwerking van zijn persoonsgegevens door Google onverenigbaar is met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de richtlijn 95/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (verder: de privacyrichtlijn). Google zou door de zoekresultaten inbreuk op het fundamentele recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op het recht op bescherming van persoonsgegevens maken. Om die reden moest Google volgens de betrokkene de (negatieve) zoekresultaten verwijderen.
De rechter stelde voorop dat de Wpb op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens ziet. De rechter constateerde verder dat uit eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de Wbp in relatie tot zoekmachines zoals Google van toepassing is. Tevens was volgens de rechter van gegevensverwerking in de zin van de Wpb zie sprake als een zoekmachine na het opgeven van een zoekopdracht op de naam van een persoon een resultatenlijst met koppelingen weergeeft. Dat was in deze casus ook zo.
Vervolgens stelt de rechter vast dat een betrokkene recht op
Rectificatie
De schriftelijke mededeling waarin een onrechtmatige publicatie wordt rechtgezet.
» Meer over rectificatie
rectificatie, uitwissing of afscherming van persoonsgegevens kan hebben indien sprake is van een verwerking die onverenigbaar is met de privacyrichtlijn. Daar is sprake van als het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens verlangen dat de betrokken informatie niet meer via opneming ervan in een resultatenlijst van een zoekmachine, na een zoekopdracht op zijn naam, wordt weergegeven. Eerbieding van het privéleven is een fundamenteel
grondrecht
Fundamentele rechten van de mens zoals in Nederland vastgelegd in de Grondwet.
» Meer over grondrecht
grondrecht.
Het andere belang dat in gevallen als dezen speelt is het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine en het gerechtvaardigd belang van de internetgebruikers die mogelijk toegang willen krijgen tot de desbetreffende zoekresultaten. Google benadrukte in deze procedure dit belang en voerde aan dat de gewraakte zoekresultaten niet onjuist, irrelevant of bovenmatig waren. Ook gaf Google aan dat het om actuele zoekresultaten ging. De rechter moest in deze procedure dus uiteindelijk het belang van betrokkene op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en het belang van Google om via haar zoekmachine betrouwbare zoekresultaten te tonen tegen elkaar afwegen.
De rechter oordeelde dat in het kader van deze belangenafweging rekening dient te worden gehouden met de aard van de informatie, de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en het belang van het publiek om over deze informatie te beschikken. De rechter stelde voorop dat hier, hoewel het goed voorstelbaar is dat de informatie waar de gewraakte zoekresultaten naar verwijzen een impact hebben op het persoonlijke leven van betrokkene, de informatie betrekking had op zijn activiteiten in professionele zin en niet op zijn handelswijze als privépersoon. Het ging hier dus niet zozeer om het privéleven van betrokkene.
De rechter constateerde vervolgens dat omdat betrokkene in faillissementszaken strafrechtelijk en civielrechtelijk was veroordeeld, het als gevolg daarvan nu eenmaal zo is dat de media aan de zakelijke activiteiten van betrokkene aandacht besteedde. Volgens de rechter vormen misstanden bij faillissementen een actueel maatschappelijke thema waarvoor grote publieke belangstelling bestaat.
De rechter vond dan ook dat het publiek, zoals Google ook aanvoerde, groot belang heeft bij de toegang tot de informatie achter de onderhavige zoekresultaten. De omstandigheid dat betrokkene vanwege de gewraakte zoekresultaten steeds zal worden geconfronteerd met zijn verleden en daardoor, zoals hij stelt, zal worden belemmerd om terug te keren in de maatschappij legde volgens de rechter onvoldoende gewicht in de schaal. De belangenafweging viel in dit geval in het belang van Google uit. Google hoefde de negatieve zoekresultaten dus niet te verwijderen. Betrokkene blijft dus nog wel even aan de digitale schandpaal genageld.