Een vennootschap werd bij verstek veroordeeld tot uitbetaling van ‘mining opbrengsten’ van in totaal 0,591 bitcoin op straffe van een
dwangsom
De veroordeling om een geldsom te betalen wegens het niet voldoen aan een vonnis.
» Meer over dwangsom
dwangsom van € 10.000,=. Omdat de vennootschap aan deze verplichting niet voldeed, vroeg de schuldeiser van de vennootschap haar faillissement aan. Advocaat insolventierecht Marco Guit legt uit hoe de rechtbank Amsterdam in deze kwestie tot haar oordeel kwam.
Artikel 1 van de Faillissementswet bepaalt dat een schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer van zijn schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement kan worden verklaard. Met schuldeiser in de zin van dit artikel wordt bedoeld iedereen die een vordering heeft op de schuldenaar, die bij niet-voldoening leidt tot verhaal op de boedel en die voortvloeit uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding.
Het gaat er dus om of het gaat om een vordering die in geval van een faillissement verifieerbaar is. Verifieerbare vorderingen zijn vorderingen die in een faillissement door de
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator in behandeling worden genomen en meedelen in de opbrengst van de
liquidatie
De afwikkeling van de boedel van een failliete onderneming.
» Meer over liquidatie
liquidatie van het actief.
Artikel 611 onder e Rv. bepaalt dat verbeurde dwangsommen niet tot verhaal op de faillissementsboedel kunnen leiden. Verbeurde dwangsommen kunnen dus niet meedelen in de opbrengst van liquidatie van actief in geval van een faillissement. Op grond van een verbeurde dwangsom kan volgens de rechtbank dus ook geen faillissement worden aangevraagd.
In deze casus kon de schuldeiser dus feitelijk alleen nog het faillissement aanvragen als een vordering tot betaling in bitcoin wel verifieerbaar zou worden geacht. Om deze vraag te kunnen beantwoorden onderzocht de rechtbank eerst wat een bitcoin nou precies is. Een bitcoin bestaat, zo begrijpt de rechtbank, uit een unieke, digitaal versleutelde reeks van cijfers en letters die staat opgeslagen op de harde schijf van de computer van de rechthebbende. Bitcoins worden ‘geleverd’ door het verzenden van bitcoins van de ene wallet naar de andere wallet. Bitcoins zijn dus op zichzelf staande waarde-bestanden, die bij een betaling rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden geleverd.
Volgens de rechtbank maakt dit dat een vordering tot betaling in bitcoin te beschouwen is als een vordering die voor verificatie in aanmerking komt. Die conclusie getrokken hebbende komt de rechtbank vervolgens tot het oordeel dat een verbintenis die strekt tot betaling in bitcoin heeft te gelden als een civielrechtelijke verplichting tot betaling. De rechtbank constateerde vervolgens dat de schuldenaar aan die verplichting niet had voldaan. Zo kwam zij tot het oordeel dat de aanvrager van het faillissement een vordering had, althans dat dat summierlijk was gebleken.
Het is volgens vaste rechtspraak zo dat aan de voor een faillietverklaring vereiste toestand van te hebben opgehouden met betalen is voldaan als de schuldenaar twee of meer schuldeisers niet betaalt. In dit geval stond vast dat de aanvrager een vordering tot betaling in bitcoin had maar er was ook aangetoond dat er nog andere schuldeisers waren. De rechtbank oordeelde om die reden dat aan de vereiste toestand was voldaan en verklaarde de vennootschap failliet, feitelijk op grond dus van een betalingsverplichting in bitcoin.