Als een schuldeiser het faillissement wil aanvragen van een schuldenaar, dient hij aan te tonen dat de schuldenaar naast de vordering bij de schuldeiser ook nog andere schulden heeft (pluraliteit). Op één schuld kan je niet failliet gaan. In een recente zaak kwam een onderneming in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep tegen zijn faillietverklaring. Volgens de onderneming was er geen sprake van pluraliteit van schuldeisers. Het hof doet een interessante uitspraak. Advocaat insolventierecht Marco Guit bespreekt het arrest.
In deze zaak had de belastingdienst het faillissement aangevraagd van Laanstra B.V. De rechtbank wees het verzoek toe. Laanstra BV had de vordering van de belastingdienst niet betwist en erkende ook dat zij niet de middelen had om deze vordering te voldoen. Voorts bleek naar eigen zeggen van Laanstra B.V. dat zij nog tien andere schuldeisers had.
Toch kon Laanstra B.V. zich niet verenigen met de uitspraak. In hoger beroep voerde het bedrijf aan dat het faillissement onterecht was uitgesproken, omdat er geen andere schuldeisers (meer) waren. De tien eerder genoemde schuldeisers waren allemaal akkoord met een betaling van 15% onder kwijtschelding van het restant. Zij waren geen schuldeiser meer. Aan de pluraliteitsvereiste was dus niet voldaan. De belastingdienst wees er echter op dat de betalingen niet waren verricht door Laanstra B.V., maar door diens bestuurder, de
stichting
Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon zonder leden of aandeelhouders.
» Meer over stichting
Stichting administratiekantoor Laansta (hierna: de Stak). De Stak was dus een (nieuwe) schuldeiser van Laanstra B.V. geworden.
Laanstra B.V. meent dat de vordering van de Stak niet relevant is voor de pluraliteit. De vordering van de Stak is namelijk achtergesteld (dit houdt in dat deze schuldeiser bij faillissement pas uitbetaald wordt nadat alle concurrente schuldeisers zijn uitbetaald). Laanstra B.V. verwijst in dit verband naar een arrest van de Hoge Raad. Hierin is uitgemaakt dat van pluraliteit geen sprake is, indien de vordering van de schuldeiser die het faillissement aanvraagt alleen blijkt van een achtergestelde schuld van de schuldenaar (HR 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1380, NJ 2008/371).
Het hof overweegt dat het in het arrest van de Hoge Raad ging om een achtergestelde vordering die pas bij
liquidatie
De afwikkeling van de boedel van een failliete onderneming.
» Meer over liquidatie
liquidatie behoeft te worden voldaan. In dat geval is die vordering niet relevant voor de vraag of een schuldenaar is opgehouden te betalen. De achtergestelde vordering is niet opeisbaar. Door de Stak is dan wel aangegeven dat de vordering achtergesteld is, maar partijen hebben niet afgesproken dat de vordering van de Stak pas hoeft te worden voldaan bij liquidatie. Volgens het Hof is de vordering van de Stak dus opeisbaar, zij het dat de Stak deze niet heeft opgeëist.
Vaststaat dat Laanstra B.V. momenteel niet in staat is deze vordering én die van de belastingdienst te voldoen en dat de door haar gedreven onderneming is gestaakt, waardoor er geen inkomsten worden gegenereerd. Er is dus sprake van meerdere schuldeisers (pluraliteit) én de situatie dat Laanstra B.V. verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. De faillissementsverklaring van de rechtbank blijft in stand.