Op 3 januari jl. wees de rechtbank de faillissementsverzoeken van geldtransporteur SecurCash af, lees hier waarom. Nog diezelfde dag werd de Haagse rechtbank verzocht de noodlijdende geldtransporteur uitstel van betaling – ook wel surseance van betaling – te verlenen. Op 4 januari jl. is aan zowel SecurCash Nederland BV als SecurCash Geldverwerking BV uitstel van betaling verleend, tegelijkertijd is er een afkoelingsperiode van twee maanden afgekondigd en zijn er drie bewindvoerders benoemd. Advocaat insolventierecht Hidde Reitsma zal de beslissing en de gevolgen daarvan hierna toelichten. [Update 9 januari: SecurCash Nederland B.V. nu wel failliet]
Een in betalingsproblemen verkerende onderneming kan surseance van betaling aanvragen. Gedurende surseance van betaling kan de onderneming niet gedwongen worden bepaalde vorderingen te voldoen. Het doel van surseance van betaling is het zo mogelijk oplossen van de liquiditeitsproblemen. De surseance van betaling kan eindigen doordat alle schuldeisers worden voldaan, een onderhands of gerechtelijk akkoord wordt bereikt of doordat de onderneming (alsnog) failliet wordt verklaard.
Op het moment dat de rechtbank aan een onderneming surseance van betaling verleent benoemt zij één of meerdere bewindvoerders. Een bewindvoerder is belast met het houden van toezicht op de boedel. De bewindvoerder staat dus naast de schuldenaar en vervangt hem niet, zoals een faillissementscurator. De bewindvoerder en schuldenaar moeten steeds samenwerken. Een bewindvoerder is ook niet zelfstandig bevoegd, tenzij de schuldenaar heeft gehandeld zonder toestemming van de bewindvoerder.
Ondanks het feit dat de surseance van betaling voornamelijk tot doel heeft om een onderneming de kans te geven haar betalingsproblemen op te lossen, wordt een surseance van betaling meestal omgezet in een faillissement. Vaak blijkt er geen sprake te zijn van voldoende levensvatbaarheid van de activiteiten en/of van een goed saneringsplan.
In de media gonst het van de geruchten dat de reddingspoging is mislukt, dat ook de bewindvoerders niet inzien hoe de ondernemingen met hun activiteiten moeten voortgaan en dat een faillissement voor beide ondernemingen op korte termijn valt te verwachten. Vooralsnog is het gissen of de rechtbank – op het moment dat de bewindvoerders verzoeken om omzetting – zal overgaan tot faillietverklaring. Vereist is dan dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten, dit zal worden getoetst op het moment dat de rechtbank moet beslissen over de faillietverklaring. Wordt vervolgd.