Regelmatig ontstaan er geschillen tussen ondernemingen met (nagenoeg) dezelfde handelsnaam die in elkaars vaarwater komen. Dit jaar heeft de Hoge Raad verduidelijkt wanneer sprake is van een inbreuk op een handelsnaam. Dit arrest van de Hoge Raad wordt hierna op hoofdlijnen toegelicht.
Een handelsnaam wordt gebruikt om de onderneming te onderscheiden van andere ondernemingen. Het recht op een handelsnaam ontstaat automatisch als een onderneming er gebruik van maakt. Een inschrijving in het
handelsregister
Een register waarin ondernemingen vermeld staan met hun gegevens.
» Meer over handelsregister
handelsregister is dus niet nodig voor het verkrijgen van handelsnaamrechten. Het is wel verstandig om de handelsnaam in te schrijven.
De handelsnaamwet bepaalt in artikel 5:
“Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.”
Vereenvoudigd gezegd, betekent dit in de praktijk dat een onderneming met een oudere handelsnaam kan optreden tegen een onderneming met een jongere handelsnaam wanneer verwarringsgevaar te verwachten is tussen de ondernemingen.
In de rechtspraak en literatuur werd soms verondersteld dat náást verwarringsgevaar ook bijkomende omstandigheden nodig waren voor een inbreuk op een beschrijvende handelsnaam. De Hoge Raad heeft verduidelijkt dat die veronderstelling onjuist is. Of verwarringsgevaar te verwachten is tussen handelsnamen, is het enige criterium voor inbreuk.
Voor de vraag of sprake is van verwarringsgevaar, spelen echter alle omstandigheden van het geval een rol. Omstandigheden die onder andere kunnen meespelen zijn: de aard van de ondernemingen, het publiek, de regio waarin beschermingswaardige bekendheid bestaat en gebruikte logo’s. Ook speelt een rol of de oudere handelsnaam beschrijvend is.
Regelmatig gebruiken ondernemingen beschrijvende of gebruikelijke aanduidingen in hun handelsnaam. Mogen andere ondernemingen die beschrijvende aanduidingen dan niet meer gebruiken? Dat kan vanzelfsprekend heel onwenselijk zijn. De Hoge Raad benadrukt daarom dat er een zogeheten vrijhoudingsbehoefte is voor beschrijvende aanduidingen. Een handelsnaam die beschrijvend is, zal daarom weinig of zelfs geen bescherming genieten. Voor een antwoord op de vraag of er verwarringsgevaar is, dienen rechters daarom de mate van beschrijvendheid van de handelsnaam mee te wegen in het oordeel.
Ondernemers raad ik daarom aan hun handelsnaam en het gebruik daarvan tegen het licht te houden en zo nodig bij te sturen.