De Rabobank heeft in kort geding een verbod op publicatie van een boek gevorderd waarin de echte namen van enkele (oud-)medewerkers waren genoemd. Namens deze (oud-)medewerkers deed de Rabobank een beroep op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De zaak is tot aan de Hoge Raad uitgeprocedeerd. Advocaat mediarecht Thomas van Vugt doet verslag.
Het boek beschrijft de zaken van twee personen. Zij hadden beiden een onderneming die niet levensvatbaar bleek. Van de Rabobank hadden zij kredieten verkregen. Bij het terugvorderen hiervan zou de Rabobank zich onwelwillend, hard en met weinig oog voor het belang van de klant hebben opgesteld. Deze verwijten vormden de kern van het boek.
De Rabobank heeft in kort geding een verbod op publicatie gevorderd, omdat de uitgever
onrechtmatig
Ieder handelen of nalaten dat in strijd is met een wet of met de maatschappelijke betamelijkheid.
» Meer over onrechtmatig
onrechtmatig zou handelen ten opzichte van enkele medewerkers. Er waren namelijk (oud-)medewerkers met volledige naam genoemd in het boek. De voorzieningenrechter wees de vordering toe, maar in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep vond het hof dat het belang van die medewerkers moest wijken voor het belang van de uitgever.
In
cassatie
Het beroep dat tegen een arrest van het Hof kan worden ingesteld bij de Hoge Raad
» Meer over cassatie
cassatie stelt de Hoge Raad voorop dat het vermelden van de namen van de (oud-)medewerkers een inbreuk op hun recht op privacy oplevert. De publicatie van het boek valt daarentegen onder het recht op vrijheid van meningsuiting. De vraag is welk
grondrecht
Fundamentele rechten van de mens zoals in Nederland vastgelegd in de Grondwet.
» Meer over grondrecht
grondrecht in dit geval voorrang heeft.
In het boek wordt met name het maatschappelijk ongewenste gedrag van de Rabobank aan de kaak gesteld. Dit verwijt aan de bank straalt volgens het hof “indirect enigszins” af op de (oud-)medewerkers. Het gaat volgens het hof om een tamelijk geringe aantasting van hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
De uitgever voerde aan dat het boek is geschreven volgens een “fly-on-the-wall” principe. Dit is een verteltechniek waarbij de lezer als het ware bij de gebeurtenissen aanwezig is en waarbij er minutieus verslag wordt gedaan van de gebeurtenissen. Het vermelden van de echte namen sluit aan bij deze verteltechniek. Het hof heeft dit belang laten prevaleren.
De Hoge Raad ziet het anders. De enkele keuze voor een bepaalde verteltechniek kan de inbreuk op de privacy van de (oud-)medewerkers niet rechtvaardigen. Bij het gebruik van deze verteltechniek had net zo goed geanonimiseerde of gefingeerde namen kunnen worden gebruikt. De (oud-)medewerkers waren immers onbekend en er was geen belang om hun echte namen te gebruiken.
Het feit dat de (oud-)medewerkers geen last of schade hebben ondervonden van de vermelding, maakt overigens voor de onrechtmatigheid niet uit, aldus de Hoge Raad. Ook in het geval dat er geen ernstige gevolgen waren (of zijn) te verwachten van de publicatie van het boek met vermelding van hun namen, kunnen de (oud-)medewerkers toch aanspraak maken op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer.