Een Rotterdams stel werd als willekeurige voorbijganger slachtoffer van een geweldincident en zag beelden daarvan later tot hun schrik ook nog opduiken op televisie. De slachtoffers eisten voor de Voorzieningenrechter dat de filmproducent het beeldmateriaal aan hen moest afgeven, dat alle in omloop zijnde kopieën dienden te worden gedemonteerd en vernietigd, en vroegen om een verbod van de openbaarmaking van de beelden. Advocaat mediarecht Thomas van Vugt licht de uitspraak van de rechter hierover toe.
In gevallen als dezen dient een rechter eigenlijk altijd een belangenafweging te maken. Enerzijds is er het fundamentele
grondrecht
Fundamentele rechten van de mens zoals in Nederland vastgelegd in de Grondwet.
» Meer over grondrecht
grondrecht van de vrijheid van de meningsuiting. Dit fundamentele grondrecht is vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Bovendien bepaalt de Nederlandse grondwet dat voor het openbaren van gedachtes of gevoelens in bijvoorbeeld documentaires niemand voorafgaand toestemming nodig heeft wegens de inhoud ervan. Een documentaire heeft een algemeen, maatschappelijk belang. In dit geval werd betoogd dat een dergelijk straatleven zich vaak buiten het oog van het publiek afspeelt en dat de documentaire – naast de artistieke waarde – ook een grote maatschappelijke waarde zou had.
Tegenover dat recht van meningsuiting staat het recht op persoonlijke levenssfeer. Ook dat grondrecht is vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het belang van de slachtoffers is er in gelegen dat zij niet op televisie geassocieerd willen worden met gewelddadige scenes, geen slachtofferrol willen vervullen en ook niet buiten hun wil willen figureren in een documentaire.
In het onderhavige geval is dus sprake van een botsing van deze twee
grondrecht
Fundamentele rechten van de mens zoals in Nederland vastgelegd in de Grondwet.
» Meer over grondrecht
grondrechten. Het is dan aan de rechter om de belangen van betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Daarbij moet een rechter altijd rekening houden met alle bijzondere omstandigheden van het geval. In dit concrete geval oordeelde de rechtbank dat de belangen van de slachtoffers zwaarder moeten wegen.
Zij wilden volgens hun advocaat niet met de documentaire geassocieerd worden en waren ook helemaal niet bekend met het feit dat er van hun mishandeling beelden waren gemaakt. Bovendien had de documentairemaker er ook voor kunnen kiezen om dergelijke scenes te laten naspelen. Deze feiten gaven voor de rechter de doorslag. De rechter oordeelde dus in het voordeel van de slachtoffers. De filmproducent moest de beelden afstaan en mocht deze niet meer openbaren.
Opvallend is nog dat de rechter oordeelde dat het onherkenbaar in beeld brengen van de slachtoffers (het zogenoemde blurren) in dit geval niet voldoende zou zijn om de beelden alsnog openbaar te mogen maken. Dit omdat de slachtoffers niet vanaf het begin af aan al onherkenbaar waren gemaakt maar ook omdat aan het zelfbeschikkingsrecht van de slachtoffers dan niet voldoende tegemoet zou worden getreden. De filmproducent moest de beelden afgeven en mocht ze niet meer openbaren.