Het executiemiddel lijfsdwang (gijzeling) is er om druk uit te oefenen op een veroordeelde om opgelegde geboden en verboden na te komen. Het is een ingrijpend middel, omdat de persoon in kwestie -buiten het strafrecht om- zijn persoonlijke vrijheid wordt ontnomen. Alleen als een ander dwangmiddel (zoals een
dwangsom
De veroordeling om een geldsom te betalen wegens het niet voldoen aan een vonnis.
» Meer over dwangsom
dwangsom) onvoldoende uitkomst biedt, kan iemand gegijzeld worden. Advocaat mediarecht Thomas van Vugt bespreekt een recente uitspraak waarin lijfsdwang werd toegepast bij een verbod op smaad.
De Royal Bank of Scotland (RBS) heeft sinds 2008 last van een stalker die niet alleen op Facebook en Twitter allerlei beschuldigingen plaatst maar ook met een frequentie van wel acht e-mails per dag medewerkers van RBS lastig valt. In een door RBS in 2012 aanhangig gemaakt kort geding is het
gedaagde
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
gedaagde verboden om op welke wijze dan ook contact te zoeken met RBS-medewerkers en smadelijke berichten te verspreiden op internet en Twitter. Op overtreding van deze verboden is een dwangsom van € 500 gesteld met een maximum van € 50.000.
Na het vonnis is gedaagde niet gestopt met zijn berichten en e-mails aan RBS. Hij verbeurde al spoedig het maximum aan dwangsommen maar bood geen enkel verhaal. Hij bleek geen inkomen of ander vermogen te hebben. Ondertussen ging gedaagde ongestoord verder met zijn kruistocht.
De Voorzieningenrechter heeft vervolgens in een nieuw kort geding de verboden voor een periode van één jaar uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard. Dit houdt in dat telkens als gedaagde in strijd handelt met het vonnis uit 2012, hij kan worden vastgezet voor een periode van telkens 2 weken met een maximumduur van 4 maanden. Deze dreiging van lijfsdwang bleek effectief: gedaagde heeft zich het gehele jaar aan het vonnis gehouden. Helaas pakte gedaagde na afloop van het jaar weer direct zijn lasterpraktijken op. RBS maakte daarom onlangs voor de derde keer de gang naar de Voorzieningenrechter en vroeg wederom om de verboden uitvoerbaar bij lijfsdwang te bepalen maar nu voor onbepaalde tijd.
In de uitspraak in dit kort geding stelt de rechter voorop dat rechterlijke uitspraken dienen te worden nagekomen. Het staat vast dat gedaagde de verboden uit het vonnis van 2012 herhaaldelijk heeft overtreden. Het is niet te verwachten dat hij zijn gedragingen zonder extra prikkel van lijfsdwang zal staken. De belangen van RBS om niet meer te worden benaderd door gedaagde en niet bloot te worden gesteld aan verdachtmakingen van fraude zijn groot. Gezien dit grote belang en omdat het dwangsommen niet helpen en lijfsdwang -zoals gebleken- wel werkt, is het opnieuw uitvoerbaar verklaren van de verboden bij lijfsdwang volgens de rechter gerechtvaardigd. De rechter vindt echter niet dat een dergelijk zwaar middel als lijfsdwang voor onbepaalde tijd kan worden toegewezen en bepaalt de termijn op 5 jaar.