In een Maastrichts huis-aan-huis blad verscheen recentelijk een karikaturaal getekende afbeelding van een strafadvocaat met daarbij het opschrift ‘aangifte tegen louche advocaat’. De desbetreffende strafadvocaat stelde zich op het standpunt dat het gebruik van het woord ‘louche’
onrechtmatig
Ieder handelen of nalaten dat in strijd is met een wet of met de maatschappelijke betamelijkheid.
» Meer over onrechtmatig
onrechtmatig is. Hij startte een kort geding tegen zowel de cartoonist als de uitgever van het huis-aan-huis blad en vorderde
Rectificatie
De schriftelijke mededeling waarin een onrechtmatige publicatie wordt rechtgezet.
» Meer over rectificatie
rectificatie op straffe van een
dwangsom
De veroordeling om een geldsom te betalen wegens het niet voldoen aan een vonnis.
» Meer over dwangsom
dwangsom. Advocaat Thomas van Vugt bespreekt het oordeel.
De Voorzieningenrechter stelt voorop dat een cartoon een artistieke impressie is waarvan satire, spot en overdrijving wezenlijke bestanddelen vormen. Een cartoon is bedoeld om te provoceren en te stoken en valt volgens de Voorzieningenrecht in beginsel onder de vrijheid van meningsuiting. Bij een cartoon gelden er – juist vanwege het satirische karakter – ook ruimere grenzen dan bij meningsuitingen met een serieus karakter.
De cartoonist voerde in de procedure aan dat hij met de cartoon refereerde aan het feit dat een privé-detective de desbetreffende advocaat in de Telegraaf beticht had van omkoping. Volgens de cartoonist zou dat maken dat de kwalificatie ‘louche’ niet zo maar uit de lucht is komen te vallen. Omkoping zou volgens de cartoonist gelijk gesteld kunnen worden met louche.
De Voorzieningenrechter gaat eerst in de Dikke van Dale na wat de exacte betekenis is van het begrip ‘louche’. Die exacte betekenis is volgens het woordenboek “onguur of verdacht”. Vervolgens controleert de Voorzieningenrechter of het de cartoonist gelet op het beschikbare feitenmateriaal vrij stond om de term ‘louche’ te bezigen. Het enkele feit dat dat een privé-detective de advocaat van omkoping beticht acht de Voorzieningenrechter daarvoor onvoldoende.
De cartoonist voerde ook nog aan dat juist omdat de betreffend advocaat zelf veelvuldig de media opzoekt en door de wijze waarop hij zichzelf presenteert hij het aanzien van de advocatuur op zichzelf al schaadt. De cartoon zou hem zo bezien dus niet echt kunnen schaden. Zo zou de desbetreffende advocaat een keer het advies hebben gegeven aan welgestelden om een pistool te kopen om zich op die manier tegen Oost-Europese bendes te beschermen. De Voorzieningen ziet echter ook in die grond geen reden om de term ‘louche’ te mogen gebruiken.
De cartoonist stelt verder nog dat juist omdat het waardeoordeel heeft plaatsgevonden door middel van een cartoon, er dan niet de eis zou mogen worden gesteld dat er voldoende steun is in het feitenmateriaal. Dit verweer wordt door de Voorzieningenrechter verworpen. De Voorzieningenrechter vindt de term ‘louche’ een dermate ernstig beschuldigend karakter hebben, dat de beziging van die term juist wel steun zou moeten vinden de in feiten.
De Voorzieningenrechter komt dus tot de slotconclusie dat de cartoonist zich niet kan beroepen op de vrijheid van meningsuiting omdat hij het gebruik van de term ‘louche’ als onrechtmatig kwalificeert. Het recht van vrijheid van meningsuiting vindt haar begrenzing in uitlatingen die als onrechtmatig worden gekwalificeerd. Deze uitspraak van de Voorzieningenrechter laat duidelijk zien dat de vrijheid van meningsuiting kan worden ingeperkt als de uitlating als onrechtmatig worden beschouwd. Bij een cartoon kunnen weliswaar in beginsel wel ruimere grenzen gelden, maar een cartoon geeft niet zonder meer een vrijbrief voor onrechtmatige uitlatingen.