Een vastgoedondernemer die in het verleden in verband is gebracht met hypotheekfraude eist van Google dat bepaalde URL’s niet meer zichtbaar mogen worden als je zijn naam intypt. Google weigert aan dit verzoek te voldoen. Handelt Google hiermee in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens en de Privacyrichtlijn? Advocaat mediarecht Thomas van Vugt bespreekt de zaak.
De
eiser
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser in deze zaak was het beu dat telkens als je zijn naam intypte in Google Search er dan allerlei (kranten)artikelen over zijn gevoelige verleden verschenen. Volgens eiser werd zijn privacy geschonden en moest Google de zoekresultaten verwijderen. Eiser beriep zich in deze procedure op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Privacyrichtlijn.
De rechtbank stelt voorop dat elke betrokkene het recht heeft om
Rectificatie
De schriftelijke mededeling waarin een onrechtmatige publicatie wordt rechtgezet.
» Meer over rectificatie
rectificatie, uitwissing of afscherming van gegevens te verkrijgen indien sprake is van een verwerking die onverenigbaar is met de Wbp en de Privacyrichtlijn. Hiervan is -volgens het Costeja-arrest- onder meer sprake als deze gegevens onnauwkeurig zijn, als deze ontoereikend niet ter zake dienend zijn, of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking, omdat zij niet zijn bijgewerkt of omdat zij langer worden bewaard dan noodzakelijk is. Maar als schending van de privacy wordt gerechtvaardigd door het belang van het publiek om toegang tot die informatie te houden, wordt een dergelijk verzoek afgewezen.
De rechter wijst erop dat er niet alleen sprake is van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie van Google, maar ook van haar gebruikers die op zoek zijn naar informatie op internet en degenen voor wie Google informatie op internet ontsluit. Bovendien is er het publieke belang van archivering in het algemeen, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek dan wel statistische doeleinden.
De belangenafweging in casu valt echter in het nadeel van eiser uit. Hij heeft onvoldoende aangetoond dat de weergave van de URL’s in de Google zoekresultaten onjuist, irrelevant of bovenmatig zijn. Er is niet gebleken dat het privacybelang van eiser zwaarder weegt dat het publieke belang van vindbaarheid van de webpagina’s en het belang van Google om deze webpagina’s vindbaar te blijven houden.
In deze zaak speelde de omstandigheid dat de gewraakte artikelen mede tot stand zijn gekomen nadat eiser zelf de media zocht. Hij heeft in zekere zin de publieke belangstelling over zichzelf afgeroepen. Bovendien stelt de rechter dat als eiser een inhoudelijke toetsing van de krantenartikelen wenst, hij zich moet wenden tot de webredacteurs van de betreffende webpagina’s. Een civiele procedure omtrent de onrechtmatigheid van het artikel is dan de juiste route. Het is niet het doel van de Wet bescherming persoonsgegevens om onwelvallige, maar niet onrechtmatige artikelen via een omweg (zoals een verwijderingsverzoek aan een zoekmachine-exploitant) aan het zicht van het publiek te onttrekken.