Indien een vennootschap in financiële problemen verkeert dient de bestuurder op te passen. Vragen als ‘hoe ga je met dividenduitkeringen en met schuldeisers om?’ moeten zorgvuldig worden behandeld. In een recente uitspraak ging het mis en werd niet alleen de bestuurder, maar ook de aandeelhouder aansprakelijk gehouden. Advocaat ondernemingsrecht Marco Guit legt uit.
In maart 2012 vroeg de bestuurder van zijn vennootschap eigen faillissement aan. De vennootschap kon haar schulden niet meer dragen. Bij de
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator meldde zich voor ruim € 650.000,- aan schuldeisers.
Tijdens het onderzoek van de curator naar het reilen en zeilen van de vennootschap constateerde hij dat een anderhalf jaar voor faillissement, eind 2010, voor 1,5 miljoen euro aan
dividend
Winstuitdeling aan aandeelhouders van een naamloze of besloten vennootschap.
» Meer over dividend
dividend aan de aandeelhouder van de vennootschap was uitgekeerd. Deze uitkering werd gedaan terwijl het toen al minder goed ging met de vennootschap.
Naar aanleiding van deze dividenduitkering bleken de liquiditeit en solvabiliteit aangetast en een faillissement onomkeerbaar. Op basis hiervan sprak de curator niet alleen de bestuurder aan voor het gehele faillissementstekort op grond van 2:248 BW, 2:9 BW en 6:162 BW, maar ook de aandeelhouder op grond van artikel 6:162 BW.
Het verweer van de advocaat van de bestuurder (en tevens aandeelhouder) was dat hij een aantal jaren geleden ziek was geworden en de onderneming wilde verkopen. Vanwege de te veel aan liquide middelen was de onderneming te ‘zwaar’ en diende hij door dividenduitkeringen lichter te worden gemaakt. Op deze manier was de onderneming namelijk makkelijker te verkopen. Al deze handelingen waren gedaan op advies van derde-adviseurs.
De rechtbank ging hier niet in mee. Vanwege de dividenduitkeringen zijn verhaalsobjecten, via dividenduitkeringen weggesluisd. De bestuurder dient op zo’n moment op grond van artikel 2:216 lid 2 BW geen goedkeuring voor deze dividenduitkering te verlenen. Het feit dat hij dat als bestuurder wel had gedaan, maakte dat hij zijn taak als bestuurder onbehoorlijk had vervuld. De rechtbank bevond hem aansprakelijk voor het faillissementstekort op grond van artikel 2:248 lid 2 BW.
Bovendien oordeelt de rechtbank dat de aandeelhouder ook aansprakelijk is voor het faillissementstekort op grond van artikel 6:162 BW. Dit komt minder vaak voor. De bestuurder van de failliete vennootschap was immers tevens aandeelhouder en dus de natuurlijke persoon achter alle betrokken vennootschappen. Hierdoor was het – vanwege deze wetenschap – ook voor de aandeelhouder duidelijk, althans had het moeten zijn, dat een faillissement onafwendbaar was. De aandeelhouder dient daardoor de ontstane schade (lees: faillissementstekort) ook te dragen.
Zeker bij dividenduitkeringen is het van belang dat de bestuurder hier zijn taak zorgvuldig vervult. Als een dividenduitkering ten nadele van schuldeisers van een vennootschap heeft gestrekt kan naast bestuurdersaansprakelijkheid dus echter ook sprake zijn van aandeelhoudersaansprakelijkheid. Ook bij aandeelhouders moet de wetenschap van benadeling dan hebben bestaan.