Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een recent arrest bevestigd dat de wettelijke regels inzake bestuurdersaansprakelijkheid niet alleen van toepassing zijn op de statutair bestuurder. Ook de feitelijk leidinggevende, degene die het beleid van de vennootschap bepaalt alsof hij bestuurder is, kan worden aangesproken op grond van onbehoorlijk bestuur. Uit het arrest volgt ook dat de ondernemer die een
doorstart
Proces waarbij de activa van een failliete onderneming van de curator worden gekocht met als doel de activiteiten van de failliet voort te zetten.
» Meer over doorstart
doorstart maakt alert moet zijn voor
bestuurdersaansprakelijkheid
Een breed, algemeen begrip voor de aansprakelijkheid van de bestuurder van een rechtspersoon jegens ofwel die rechtspersoon of een of meer schuldeisers of andere belanghebbenden bij die rechtspersoon. De wet kent een aantal specifieke bepalingen over bestuurdersaansprakelijkheid.
» Meer over bestuurdersaansprakelijkheid
bestuurdersaansprakelijkheid: het herhalen van een mislukt bedrijfsconcept kan leiden tot persoonlijke
aansprakelijkheid
De gehoudenheid van een persoon of bedrijf om schade ontstaan uit een onrechtmatige daad of wanprestatie te vergoeden.
» Meer over aansprakelijkheid
aansprakelijkheid. Advocaat ondernemingsrecht Marco Guit legt uit.
Het gaat kort gezegd om het volgende.
gedaagde
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
Gedaagde was feitelijk bestuurder van Unique Kozijn B.V. (hierna: UK), dat failliet ging met benoeming van de
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator (tevens
eiser
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser in onderhavige procedure). Gedaagde was toen reeds met een andere, gelijksoortige onderneming begonnen, namelijk Uniek Geveltechniek B.V. (hierna: UG). Gedaagde trachtte een doorstart te maken met behulp van de debiteuren en het onderhanden werk van UK op grond van een verondersteld pandrecht. Dat
pandrecht
Een pandrecht is een beperkt recht strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
» Meer over pandrecht
pandrecht bleek ondeugdelijk, en de curator eiste de debiteuren en het onderhanden werk op. Daarop volgde het faillissement van UG, waarin dezelfde curator werd benoemd. Het wordt de bestuurder uiteindelijk aangerekend dat hij niet heeft onderzocht of het pandrecht wel geldig was terwijl er voldoende reden was daar aan te twijfelen. Daarnaast heeft gedaagde in feite een gelijk concept geëxploiteerd, terwijl hij met dat concept aldus al eerder gefailleerd was. Gedaagde heeft in feite niet veel veranderd, althans kan dat niet afdoende aantonen.
De curator stelt zich in de procedure primair op het standpunt dat gedaagde (de feitelijk leidinggevende) zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur van UG en dat dit bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement van UG is geweest. De curator vordert daarom naast een
declaratoir vonnis
Een vonnis waarmee de rechter door middel van een zogenaamde verklaring voor recht een rechtsverhouding tussen partijen vaststelt.
» Meer over declaratoir vonnis
verklaring voor recht onder meer veroordeling van gedaagde tot betaling van het tekort in het faillissement van UG. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. De curator gaat daartegen in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep bij het gerechtshof.
In faillissementssituaties is het wettelijk zo geregeld dat als een bestuurder zijn taken als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en zijn handelen een belangrijke oorzaak van het is, hij in privé aansprakelijk kan worden gesteld voor de schuldenlast van de B.V. De formeel (volgens het
handelsregister
Een register waarin ondernemingen vermeld staan met hun gegevens.
» Meer over handelsregister
handelsregister) bestuurder van een B.V. kan aldus aansprakelijk zijn, maar ook de persoon die weliswaar geen formeel bestuurder is maar kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende.
Het hof stelt voorop dat, zoals de rechtbank overwoog, van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:248 BW slechts kan worden gesproken bij in het oog springende onbehoorlijkheid van de taakvervulling. Daarvan is volgens het hof sprake als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden aldus gehandeld zou hebben. Of zich dat voordoet, moet worden beoordeeld in het licht van de situatie waarin de onderneming en de bestuurder zich op dat moment bevonden en met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
Het hof is met de curator eens dat het zou getuigen van kennelijk onbehoorlijk bestuur om zonder meer een bedrijfsconcept te herhalen dat al meermalen is mislukt. Indien immers is te voorzien dat ook een nieuwe poging zal mislukken, is eveneens te voorzien dat de schuldeisers daarvan de dupe zullen worden, hetgeen een zorgvuldig handelend bestuurder zou moeten proberen te voorkomen. Derhalve zal de ondernemer moeten onderzoeken hoe kan worden bereikt dat een volgende poging wel zal slagen. Voorts zal moeten blijken dat de nieuwe onderneming zodanig anders is opgezet dan de vorige, dat gebleken “hobbels” worden vermeden. Volgens het hof heeft gedaagde te weinig onderzoek gedaan naar de overlevingskansen van de nieuwe onderneming. De bestuurder had in de jaren daarvoor het bestuur gevoerd over twee soortgelijke ondernemingen, die beide ook failliet waren gegaan. Het bedrijfsconcept van UG was min of meer gelijk aan dat van de failliet gegane ondernemingen. De bestuurder kon, onder meer door het ontbreken van een ondernemingsplan, niet aantonen dat het bedrijfsconcept op wezenlijke punten verschilde van dat van de eerder gefailleerde ondernemingen. Hij stelde weliswaar dat de onderneming bij aanvang wel degelijk overlevingskansen had, maar kon dat niet onderbouwen, bijvoorbeeld door een ondernemingsplan of liquiditeitsprognoses. Dat het pandrecht, op grond waarvan liquiditeit zou kunnen worden verkregen, niet stand heeft gehouden komt volgens het hof voor rekening en risico van gedaagde nu hij heeft nagelaten daar voldoende onderzoek naar te doen, althans niet is gebleken dat de gesteld ingeschakelde juristen hem positief hebben geadviseerd. De bestuurder wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 250.000,-, een voorlopige schatting van het tekort in het faillissement.
Uit het arrest volgt dat het van belang is dat u zich bij een doorstart laat adviseren omtrent de mogelijkheden en de wijze waarop een onderneming het best kan worden doorgestart. Daarnaast moeten niet statutair bestuurders opletten dat zij niet als feitelijk leidinggevende worden aangemerkt, althans moeten zij goed beseffen dat zij onder de werking van de onbehoorlijk bestuursregeling vallen. Onbehoorlijk bestuur kan ertoe leiden dat degene die als feitelijk bestuurder wordt aangemerkt, in privé aansprakelijk wordt gesteld voor de hele schuldenlast in een faillissementssituatie, hetgeen behoorlijk kan oplopen omdat ook zogenaamde boedelschulden hieronder vallen. Een deugdelijk ondernemingsplan en liquiditeitsprognoses kunnen belangrijk zijn om te kunnen onderbouwen dat er wel degelijk verantwoordelijk bestuur is gevoerd. De advocaten van AMS hebben ruime ervaring op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid en het realiseren van een doorstart.