Eind 2012, met de introductie van de zogenaamde ‘flex-BV‘, werd het verplichte minimumkapitaal van € 18.000,- afgeschaft. Desalniettemin wordt een bepaald minimumkapitaal nog steeds gehanteerd. Dit minimumkapitaal brengt verplichtingen met zich mee – en dus ook interessante rechtspraak. Onlangs deed de rechtbank Midden-Nederland uitspraak van een zaak die hierover gaat. Advocaat ondernemingsrecht Hidde Reitsma bespreekt deze zaak en legt uit hoe het werkt met de volstortingsplicht.
Voordat de flex-bv haar intrede deed, was bij de oprichting van een bv een verplicht minimum kapitaal van € 18.000,- vereist. Dit vereiste zorgde ervoor dat oprichters van een bv ervoor dienden te zorgen dat (in ieder geval) € 18.000,- gestort moest zijn bij oprichting. Indien hier niet aan werd voldaan, was er sprake van een oprichtingsgebrek en waren de bestuurders naast de vennootschap in persoon aansprakelijk.
bewijs
In het Nederlandse procesrecht geldt als hoofdregel dat de rechter alleen die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, die in de rechtszaak aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die zijn komen vast te staan.
» Meer over bewijs
Bewijs van deze storting werd geleverd door het overhandigen van een bankverklaring bij de notaris die de oprichtingsakte passeerde. Deze bankverklaring vormde het bewijs dat de
aandeel
De gedeelten waarin het kapitaal van een BV of NV is verdeeld.
» Meer over aandeel
aandelen die bij de oprichting werden geplaatst, ook daadwerkelijk met die € 18.000,- waren volgestort. Met het intreden van de flex-bv is, naast het verplicht minimumkapitaal, ook de verplichte bankverklaring afgeschaft.
Aandelen dienen op grond van artikel 2:191 BW te worden volgestort. Deze volstortingsverplichting geldt zowel bij oprichting als bij latere uitgifte. Dus ook als uit de oprichtingsakte van de BV blijkt dat er een startkapitaal is van € 10.000,-, dient dit bedrag aan de bv te worden overgemaakt. Met de flex-bv kan het tijdstip van volstorting van het startkapitaal echter later plaatsvinden. Bedongen kan bijvoorbeeld worden dat dit volstorten pas geschiedt na een bepaalde periode of nadat de vennootschap het bedrag heeft opgevraagd bij de oprichters. Volstorten dient overigens te geschieden in geld voor zover niet een andere inbreng is overeengekomen.
In onderhavige kwestie gold nog de verplichting om minimaal € 18.000,- bij oprichting te storten. Hier leek ook sprake van te zijn, want de oprichter overhandigde een bankverklaring aan de notaris waarop die in de
akte
Een ondertekend geschrift, bestemd om tot bewijs te dienen.
» Meer over akte
akte opnam dat aan de storting van het minimumkapitaal was voldaan.
Toen de vennootschap 4 jaar na oprichting failliet ging, onderzocht de door de rechtbank aangestelde
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator de handelwijze gedurende de oprichting. Uit dit onderzoek bleek dat inderdaad een bankverklaring aangaf dat € 18.000,- was gestort ten behoeve van de vennootschap in oprichting, maar dat 5 dagen na afgifte van de bankverklaring nagenoeg hetzelfde bedrag weer overgemaakt naar de bankrekening van de oprichter in kwestie.
Nadat de oprichter geen gehoor had gegeven om alsnog aan zijn volstortingsverplichting te voldoen, wendde de curator zich tot de rechtbank Midden – Nederland. In deze zaak legt de curator aan haar vordering ten grondslag dat de volstortingsplicht niet is nagekomen, omdat de betaling niet reëel aan de vennootschap ter
beschikking
Uitspraak in een verzoekschriftprocedure
» Meer over beschikking
beschikking kwam. Op grond van artikel 2:191 BW (oud) vorderde zij betaling van € 19.000,-.
Het verweer van de oprichter was tweeledig. Aan de ene kant meldde de oprichter dat hij zijn aandelen heeft verkocht aan een derde, en aan die ander meldde de oprichter dat hij de inventaris van zijn vorige restaurant aan de opgerichte vennootschap verkocht voor +/- € 18.000,-. De rechter concludeerde al snel – kort gezegd – dat dit twee met elkaar tegenstrijdige verweren zijn en legt beide verweren naast zich neer.
Op grond van bovenstaande is dan ook de slotsom dat de oprichter niet zijn volstortingsverplichting is nagekomen. Daarom zal de vordering tot betaling van de curator worden toegewezen en dient de oprichter alsnog het minimumkapitaal, maar ook gevorderde wettelijke rente en (forse)
buitengerechtelijke kosten
De kosten die zijn gemaakt door een crediteur ter inning van een vordering buiten een procedure.
» Meer over buitengerechtelijke kosten
buitengerechtelijke kosten, te voldoen.
Wanneer er aandelen worden uitgegeven is het van belang dat het bedrag op deze aandelen in ieder geval uiteindelijk wordt gestort. Indien dit niet is gebeurd is er sprake van een gebrek en zijn de bestuurders persoonlijk aansprakelijk. Dit is een risico. Een bepaald startkapitaal bij het oprichten van een vennootschap kan dus gevolgen hebben. Laat u dus bij oprichting goed adviseren. De advocaten van AMS hebben ruime ervaring in het ondernemingsrecht en kunnen u hierover adviseren.