In een recente uitspraak besloot de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland in een geëscaleerd aandeelhoudersconflict tot uitstoting van een van de drie aandeelhouders van een vennootschap. In deze blog wordt de mogelijkheid om in een kort geding succesvol aandeelhoudersgeschillen te beslechten door middel van een vordering tot uitstoting nader besproken.
Het ging in de onderhavige zaak om de beslechting van het sinds 2017 slepende conflict tussen de drie aandeelhouders van C Vermogensbeheer; T, V en K. Er was door partijen al geprocedeerd voor de
ondernemingskamer
Een afdeling van het Gerechtshof te Amsterdam dat bevoegd is kennis te nemen van diverse ondernemingsrechtelijke en sociaal- of financieel-economisch georiënteerde zaken.
» Meer over ondernemingskamer
ondernemingskamer en de strafrechter, maar tevergeefs. Partijen slaagden er ook niet in hun geschil buiten de rechtszaal op te lossen, waardoor V en K in kort geding (onder andere) vorderden dat T werd veroordeeld tot het overdragen van diens
aandeel
De gedeelten waarin het kapitaal van een BV of NV is verdeeld.
» Meer over aandeel
aandelen aan K en V.
T was tegelijkertijd een zogenaamde uittredingsprocedure begonnen.
Voor ruziënde aandeelhouders bestaat een wettelijke procedure (art. 2:336 e.v. BW) waarin een (groep) aandeelhouder(s) van ten minste een derde van het geplaatste kapitaal van een andere aandeelhouder kan vorderen dat hij zijn aandelen overdraagt. Die vordering is alleen toewijsbaar als de andere aandeelhouder, door zijn gedragingen als aandeelhouder het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld.
De
geschillenregeling
Procedure om een aandeelhouder gedwongen uit te kopen, of waarmee een aandeelhouder kan worden dat hij door zijn mede-aandeelhouders wordt uitgekocht.
» Meer over geschillenregeling
geschillenregeling kent ook het spiegelbeeld van deze regeling: een aandeelhouder die door gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd, kan tegen die medeaandeelhouders een vordering tot uittreding instellen (art. 2:343 e.v. BW).
Met deze regeling kan dus worden bewerkstelligd dat de aandeelhouder gedwongen wordt uitgekocht, zodat een in feite onbestuurbaar geraakte vennootschap weer vlot wordt getrokken. Het grote nadeel van de geschillenregeling is dat deze veel tijd in beslag neemt.
In spoedeisende gevallen komt het dan ook geregeld voor dat aandeelhouders zich richten tot de voorzieningenrechter, die in een kort geding voorlopige voorzieningen kan treffen. Het is sinds eind jaren 90 mogelijk om in een kort geding te vorderen dat de rechter een aandeelhouder gebiedt diens aandelen onmiddellijk over te dragen aan de andere aandeelhouder(s) tegen een door de rechter vast te stellen prijs.
Dit is echter een zeer vergaande vordering waar strenge eisen aan worden gesteld. De voorzieningenrechter is in spoedeisende zaken in beginsel slechts bevoegd om, na afweging van de belangen van de partijen, tijdelijke voorzieningen te treffen. Een gebod tot
overdracht
Overdracht is het overdragen van een recht (indien het een recht van eigendom betreft: in eigendom) aan een ander.
» Meer over overdracht
overdracht van aandelen is geen tijdelijke voorziening, maar een beslissing waarvan de gevolgen onherstelbaar zijn. De voorzieningenrechter kan echter, in uitzonderlijke gevallen, van dit uitgangspunt afwijken.
Voor een succesvolle vordering tot uitstoting in een kort geding moet in ieder geval aan twee vereisten zijn voldaan:
Anders dan bij de ‘gewone’ geschillenregeling van artikel 2:336 BW is in het geval van de vordering tot uitstoting in een kort geding dus het
spoedeisend belang
Voor een toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van spoedeisend belang.
» Meer over spoedeisend belang
spoedeisend belang ook van doorslaggevend belang.
In de procedure tussen T, V en K oordeelde de voorzieningenrechter (onder andere) dat T diens aandelen moest overdragen aan V en K tegen de voorlopige overnameprijs van € 1,-. Hoewel er in de onderhavige zaak geen sprake leek van de vereiste uitzonderlijke omstandigheden, is het oordeel van de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk, omdat T zelf reeds een uittredingsprocedure aanhangig had gemaakt. De vordering tot uitstoting in dit kort geding is hier in ieder geval het breekijzer gebleken in een langslepend conflict.