In civiele procedures geldt de hoofdregel dat de partij die iets stelt dat bij betwisting dient te bewijzen. De wet bepaalt dat een partij
bewijs
In het Nederlandse procesrecht geldt als hoofdregel dat de rechter alleen die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, die in de rechtszaak aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die zijn komen vast te staan.
» Meer over bewijs
bewijs kan leveren door alle middelen en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten. In principe is bewijs dus vormvrij en kan bewijs voor een stelling op elke manier geleverd worden.
In deze blog gaat advocaat Thomas van Vugt aan de hand van een voorbeeld in op de vraag of in een civiele procedure sprake kan zijn van
onrechtmatig
Ieder handelen of nalaten dat in strijd is met een wet of met de maatschappelijke betamelijkheid.
» Meer over onrechtmatig
onrechtmatig verkregen bewijs en zo ja, wat daar dan de gevolgen van kunnen zijn.
De zaak die hier als voorbeeld wordt aangehaald en waarover het gerechtshof onlangs moest beslissen ging om een geschil tussen ex-echtgenoten over alimentatie. De wet bepaalt dat de verplichting van een gewezen echtgenoot om partneralimentatie te betalen eindigt wanneer de andere partner opnieuw trouwt en/of gaat samenwonen met iemand anders. Het gaat er dan om of de partner en de nieuwe partner met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. De wetgever gaat er dan vanuit dat sprake is van wederzijdse verzorging en heeft bepaald dat als van een dergelijke omstandigheden sprake is, van de gewezen echtgenoot dan niet meer gevergd kan worden dat hij of zij nog alimentatie aan zijn ex-partner moet betalen.
In dit geval vermoedde een man dat zijn ex-vrouw met haar nieuwe partner samenwoonde. Juridisch zou dat gevolgen hebben want dat zou namelijk betekenen dat hij zijn ex-vrouw niet langer alimentatie hoefde te betalen. De ex-vrouw betwiste echter dat zij samenwoonde met haar nieuwe partner waardoor de man op grond van de hoofdregel van het bewijsrecht ‘wie stelt moet bewijzen’ voor zijn stelling dat sprake was van samenwoning het bewijs moest leveren. Om dat bewijs voor de rechter te kunnen leveren huurde de man een privédetective in.
De privédetective had in zijn rapport gezet dat de nieuwe partner van de vrouw het merendeel van de dagen gezien was bij de woning van de vrouw en zij bijna altijd de nacht met elkaar doorbrachten. Ook was gebleken dat de nieuwe partner vanuit de woning van de vrouw boodschappen ging doen en dan met een volle boodschappentas weer terug kwam en dat de vrouw en de nieuwe partner elkaars huissleutel hadden.
Het was de privédetective op een avond ook opgevallen dat de vrouw en haar nieuwe partner bezoek hadden ontvangen en dat nadat het bezoek vertrokken was, de nieuwe partner onder meer stofzuigbewegingen, dan wel soortgelijke bewegingen, maakte in de woning van de vrouw en kabels oprolde en vervolgens zelf niet meer vertrok die avond. Dit alles maakte dat ook de rechter het aannemelijk vond dat de vrouw feitelijk samenwoonde met haar nieuwe partner.
De vrouw waande zich op onrechtmatige wijze bespied en stelde zich in de procedure op het standpunt dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechter stelde voorop dat in een civiele procedure niet als algemene regel geldt dat de rechter op onrechtmatig bewijs geen acht mag slaan. Dit is zo omdat bij procedures tussen civiele partijen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt en het belang dat partijen erbij hebben om hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder weegt dan het belang van uitsluiting van bewijs. Alleen bijkomende omstandigheden kunnen terzijdelegging van bewijs rechtvaardigen.
Omdat de vrouw deze bijkomende omstandigheden niet, althans onvoldoende, in de procedure naar voren had gebracht, kon de rechter het rapport van de privédetective niet terzijde leggen. Als wel sprake zou zijn geweest van bijkomende omstandigheden en het bewijs daardoor als onrechtmatig verkregen zou zijn gekwalificeerd, had het bewijs terzijde moeten worden gelegd. In dit geval was dat dus niet zo en kon het rapport van de privédetective gewoon als bewijs gelden.
In mijn blog ‘Stiekeme bandopname: toegelaten of uitgesloten als bewijs in civiele procedure?‘ wordt een situatie omschreven waarin wél sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs in een civiele procedure.