Partijen kiezen er tegenwoordig steeds vaker voor om hun geschillen te onderwerpen aan
arbitrage
Particuliere geschillenbeslechting buiten de overheidsrechtspraak om.
» Meer over arbitrage
arbitrage. Een overeenkomst tot arbitrage heeft onder meer de onbevoegdheid van de rechter tot gevolg. Het
arbitraal beding
De overeenkomst tussen partijen om toekomstige geschillen aan arbitrage te onderwerpen in plaats van de gewone rechter.
» Meer over arbitraal beding
arbitraal beding heeft evenwel alleen werking tussen partijen. Dus wat als een derde een vordering overneemt ten aanzien waarvan de oorspronkelijke schuldeiser en debiteur arbitrage zijn overeengekomen? Advocaat procesrecht Onno Hennis geeft antwoord op de vraag wie er dan bevoegd is: de rechter of de arbiter.
Partijen kunnen voor geschillen waarvan de rechtsgevolgen ‘te hunner vrije bepaling’ staan arbitrage overeenkomen. Arbitrage is te omschrijven als een private vorm van geschilbeslechting. In plaats van het geschil voor te leggen aan de rechter wijzen partijen een arbiter aan om over hun geschil te oordelen. Het oordeel van de arbiter is bindend voor partijen en levert een executoriale titel op.
Er zijn verschillende redenen om arbitrage af te spreken. Zo kunnen partijen zelf hun arbiter(s) kiezen. Dat kan nuttig zijn wanneer er bijvoorbeeld specifieke technische deskundigheid vereist is om een geschil goed te kunnen beoordelen. Verder geldt dat de
arbitrage
Particuliere geschillenbeslechting buiten de overheidsrechtspraak om.
» Meer over arbitrage
arbitrageprocedure in de regel vertrouwelijk is (in tegenstelling tot overheidsrechtspraak waar zittingen en het vonnis openbaar zijn). De belangrijkste reden voor arbitrage is doorgaans echter het feit dat arbitrale vonnissen internationaal eenvoudig ten uitvoer gelegd kunnen worden.
Wanneer partijen arbitrage overeenkomen, sluiten zij de gang naar de normale rechter af. De wet schrijft voor dat een rechter zich onbevoegd verklaart wanneer één van de partijen beroep doet op een geldige arbitrageovereenkomst. Omgekeerd geldt hetzelfde: een scheidsgerecht is slechts bevoegd, indien en voor zover er tussen partijen sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen arbitraal beding. Is er geen geldige arbitrageovereenkomst, dan is alleen de ‘normale’ rechter bevoegd.
In de praktijk dragen partijen dikwijls vorderingen over. Overdracht van een rechtsvordering wordt cessie genoemd. De ‘cedent’ is degene die de vordering overdraagt aan de ‘cessionaris’. De oorspronkelijke schuldenaar van de cedent wordt de ‘debitor cessus’ genoemd.
Stel je nu het volgende voor. Tussen A en B is een contract gesloten op basis waarvan A een geldvordering heeft op B. In het contract zijn A en B arbitrage overeengekomen. A heeft zijn vordering op een goed moment overgedragen aan C. Als C zijn vordering op B wil gaan incasseren, dan dient de vraag zich aan of hij een procedure bij de rechtbank of middels arbitrage moet beginnen.
De wet bepaalt dat cessie de verweermiddelen van de debitor cessus onverlet laat. De gedachte daarachter is dat rechtspositie van de schuldenaar er als gevolg van de overdracht, die geheel buiten hem om plaatsvindt, niet slechter op mag worden. Tot de verweermiddelen behoren ook alle formele verweren. Als C dus een procedure zou starten bij de rechtbank, dan kan B de onbevoegdheid van de rechtbank inroepen omdat er tussen B en A een geldige arbitrageovereenkomst tot stand is gekomen en C daaraan gebonden is. De rechtbank zal zich in dat geval dan ook onbevoegd verklaren. C zal zijn vordering dus moeten voorleggen aan de arbiter.
De gebondenheid van C aan het arbitraal beding (ondanks het feit dat hij bij de totstandkoming ervan niet betrokken was) wordt onder meer gerechtvaardigd doordat C bij overname van de vordering wist, althans had kunnen weten, dat in het contract tussen A en B arbitrage was afgesproken. Als hij daaraan niet gebonden had willen zijn, dan had hij ervoor kunnen kiezen de vordering niet over te nemen.
Hoe zit het dan in het omgekeerde geval? Wat als de C zijn vordering wel via arbitrage geldend wil maken, maar B het geschil liever voor de rechtbank uitvecht? Kan B zich dan in de door C ingestelde arbitrageprocedure de bevoegdheid van de arbiter betwisten op de grond dat dat tussen hem en C geen arbitrage is overeengekomen? Of is B ten opzichte van C (ook) gebonden aan het arbitraal beding?
Het antwoord is dat ook B ten opzichte van C gebonden is aan het arbitraal beding. De wet bepaalt namelijk dat bij cessie naast de vorderingsrecht ook alle nevenrechten (zoals overeengekomen rente etc.) mee overgaan op de cessionaris. De Hoge Raad had al in 1933 bepaald dat daaruit ook voortvloeit dat een arbitraal beding een nevenrecht is, zodat de cessionaris deze met succes jegens de debitor cessus kan inroepen.
Dat B ten opzichte van C aan het arbitraal beding gebonden is (hoewel zij met elkaar nimmer arbitrage met elkaar zijn overeengekomen) is logisch. Bij de totstandkoming van het contract verkoos B arbitrage boven overheidsrechtspraak. Dat hij nu een nieuwe wederpartij heeft maakt die principiële keuze niet anders. Had B willen bewerkstelligen dat hij alleen met A, maar niet met C aan arbitrage gebonden zou zijn, dan had hij dat in het contract kunnen bepalen.
Bent u betrokken in een arbitrageprocedure of wenst u een arbitrageprocedure te beginnen en zoekt u ervaren en deskundige hulp? Neem dan contact op met één van de specialisten van AMS Advocaten.