Op grond van de wet kan een partij inzage afschrift of uittreksel vragen van bepaalde stukken van degene die de stukken onder zich heeft. Het heeft er vaak de schijn van dat een procedure zoals bedoeld in artikel 843a RV door partijen gebruikt wordt om aan (bijvoorbeeld) concurrentiegevoelige informatie te komen. Een fishing expedition dus. Advocaat procesrecht Thomas van Vugt bespreekt hoe dat zit.
Een partij kan inzage afschrift of uittreksel vragen van bepaalde stukken. Daarvoor is vereist dat er sprake is van een rechtsbetrekking waarin degene die inzage verzoekt partij is, dat de vordering betrekking heeft op stukken die met die rechtsbetrekking te maken hebben en tot slot dat de verzoeker een rechtmatig belang heeft bij zijn vordering. Over dat laatste is vaak discussie tussen advocaten.
Het inzagerecht kan alleen uitgeoefend worden met betrekking tot bepaalde bescheiden waarbij de verzoeker een rechtmatig belang tot inzage heeft. In de wet en in de toelichting daarbij staat geen duidelijke definitie van wat een rechtmatig belang is. Het ligt voor de hand om aansluiting te zoeken bij de eisen die gelden voor toelating tot andere bewijsmiddelen. Zo is de enkele interesse in stukken niet voldoende en moet minimaal gesteld zijn dat de verzochte bescheiden bijdragen bij een beslissing in de zaak. Uit de rechtspraak volgt namelijk dat van een rechtmatig belang sprake is wanneer de bescheiden relevant kunnen zijn voor de vaststelling van de relevante feiten in die zaak.
Het vereiste dat het moet gaan om bepaalde bescheiden waarborgt enerzijds dat de verzoeker voldoende concreet moet aangeven om welke bescheiden het hem te doen is en anderzijds dat getoetst kan worden of de verzoeker het hierboven besproken rechtmatig belang heeft bij inzage in die bescheiden. Er is dus sprake van een bepaalde onderlinge samenhang tussen de begrippen rechtmatig belang en bepaalde bescheiden. Pas wanneer duidelijk is van welke bescheiden inzage wordt gevraagd kan beoordeeld worden of daar rechtmatig belang bij bestaat.
Het derde vereiste is dat de bescheiden waarvan inzage wordt verzocht een rechtsbetrekking betreffen waarbij de verzoeker partij is. Die rechtsbetrekking is een vrij breed begrip. Het gaat namelijk om alle burgerrechtelijke betrekkingen tussen private partijen. Dat zijn dus niet alleen overeenkomsten, maar bijvoorbeeld ook verbintenissen uit
onrechtmatige daad
Onrechtmatig handelen leidt tot aansprakelijkheid. In sommige gevallen geeft de wet aan dat een derde aansprakelijk is voor door een ander veroorzaakte schade.
» Meer over onrechtmatige daad
onrechtmatige daad,
ongerechtvaardigde verrijking
Ongerechtvaardigde verrijking kan leiden tot schadevergoeding gelijk aan de verrijking.
» Meer over ongerechtvaardigde verrijking
ongerechtvaardigde verrijking of
onverschuldigde betaling
Het verrichten van een prestatie zonder (rechts)grond; recht op terugvordering.
» Meer over onverschuldigde betaling
onverschuldigde betaling.
Speciale aandacht is wel vereist, omdat het sinds de wetswijziging in 2002 is aanvaard dat bescheiden ook bij derden opgevraagd kunnen worden, zolang de verzoeker maar partij is bij de rechtsbetrekking waar de bescheiden op zien. Wel moet er terughoudend met het opvragen van stukken bij derden worden omgegaan en zal de verzoeker – voordat hij (al dan niet via een advocaat) stukken bij derden gaat opvragen – eerst alternatieven moeten betrachten.
Inzage kan door een advocaat gevorderd worden in een lopende procedure, bijvoorbeeld in een incident, maar er kan ook een separate procedure voor gestart worden. Dat kan een kort geding zijn als er sprake is van spoed bij het verkrijgen van inzage in de gegevens, maar er kan ook een
bodemprocedure
De gerechtelijke procedure waarin een geschil definitief wordt beslist.
» Meer over bodemprocedure
bodemprocedure worden gestart. Voor advies over wat de juiste procedure is kunt u contact opnemen met een van de advocaten procesrecht van AMS Advocaten.