Het ligt voor de hand dat procespartijen in civiele procedures de waarheid moeten vertellen aan de rechter. Getuigen die valse verklaringen afleggen maken zich zelfs schuldig aan
meineed
Het opzettelijk afleggen van een valse verklaring onder ede
» Meer over meineed
meineed. Maar op liegen door de
eiser
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser of
gedaagde
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
gedaagde zelf, staat geen strafrechtelijke sanctie. Wat kan de rechter wel doen als hij ontdekt dat hij moedwillig is voorgelogen? Advocaat procesrecht Marco Guit gaat in op de wettelijke
waarheidsplicht
De plicht van procespartijen om relevante feiten volledig en naar waarheid uit te voeren.
» Meer over waarheidsplicht
waarheidsplicht.
In artikel 21 van het Wetboek van Rechtsvordering is bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Welke gevolgtrekking dit kan zijn, blijkt uit een recente bouwzaak.
In deze zaak lagen een opdrachtgever en een bouwaannemer met elkaar in de clinch over de uitvoering van een verbouwing. De discussie zag met name op de facturen en de vraag welk bedrag al betaald zou zijn, dan wel nog verschuldigd was. Partijen leggen in de procedure allebei een aantal facturen over ter onderbouwing van hun stellingen.
Opmerkelijk was vervolgens dat beide partijen een factuur van een leverancier indienden met kenmerk 00164780. Echter, de inhoud van de factuur (bedrag, datum) verschilde van elkaar. Partijen kregen de gelegenheid te bewijzen dat de door hen ingediende factuur de juiste was. Dit was niet zo ingewikkeld. De opdrachtgever kreeg een verklaring van de betreffende leverancier dat de door hem ingediende factuur de juiste was. Vervolgens is nog door een afzonderlijke accountant vastgesteld dat de leverancier daadwerkelijk materiaal leverde voor het op de factuur vermelde bedrag op de vermelde datum.
De rechter stelt vast dat de aannemer een vervalste factuur in het geding heeft gebracht. Nog daargelaten dat de aannemer zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf (vervalsing in geschrifte), heeft hij de rechter doelbewust op een verkeerd been willen zetten.
De aannemer heeft ernstig in strijd gehandeld met de waarheidsplicht ex artikel 21 Rv. De enige sanctie die de kantonrechter in dit (zeer ernstige) geval passend acht, is dat alle door de aannemer overgelegde facturen, urenstaten en andere zaken, buiten beschouwing worden gelaten. De rechter overweegt dat hij, zoals gebleken, niet kan vertrouwen op de echtheid en juistheid van die stukken.
Deze beslissing brengt met zich mee dat de aannemer op veel punten onvoldoende gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Immers, in bouwgeschillen wordt vaak aan de hand van werkstaten en werkbonnen vastgesteld wat de opdrachtgever (nog) aan de aannemer verschuldigd is. Het is dan ook niet verrassend dat de opdrachtgever in het gelijk wordt gesteld.