In een recent vonnis in een executiegeschil werd de tenuitvoerlegging van een eerder tussen partijen gewezen vonnis geschorst. De rechter was van oordeel dat het betreffende vonnis op een juridische misslag (een fout) berustte. Omdat het ingestelde
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep de executie van het vonnis niet schorste, moest een executiegeschil worden gestart. Hoe gaat dat in zijn werk? Advocaat Thomas van Vugt legt uit.
Als een partij het niet eens is met een vonnis kan hij in hoger beroep gaan (of in verzet tegen een verstekvonnis). Meestal is een vonnis echter uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat hoger beroep de tenuitvoerlegging (ook wel: executie) van het vonnis niet schorst. De voorzieningenrechter kan in kort geding onder bijzondere omstandigheden bepalen dat de tenuitvoerlegging van een reeds eerder gewezen vonnis moet worden geschorst totdat in hoger beroep op de zaak is besloten. Dit noemen we een executiegeschil.
Een vordering tot schorsing kan echter alleen worden toegewezen als er sprake is van misbruik van recht. Dit kan het geval zijn wanneer het te executeren vonnis duidelijk op een juridische of feitelijke fout berust. De Voorzieningenrechter moet terughoudend te werk gaan: het is niet de bedoeling dat partijen de zaak opnieuw gaan bepleiten. Daarvoor dient het hoger beroep.
In deze zaak speelde het volgende. Eiseres was in een
bodemprocedure
De gerechtelijke procedure waarin een geschil definitief wordt beslist.
» Meer over bodemprocedure
bodemprocedure samen met partij Y veroordeeld om aan
gedaagde
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
gedaagde huurtermijnen (door) te betalen. Eiseres was het niet eens met de uitspraak en is in hoger beroep gegaan. Eiseres ging niet tot betaling over van de huurtermijnen. Vervolgens is gedaagde begonnen met de executie van het vonnis door onder meer executoriaal beslag te leggen op onroerende zaken van eiseres. Eiseres spande een kort geding aan en stelde dat zij helemaal geen huurovereenkomst had gesloten met gedaagde en dat het vonnis dus op een fout berustte.
In kort geding overwoog de voorzieningenrechter het gewezen vonnis op een juridische misslag berust. In het gewezen vonnis wordt namelijk –kort gezegd- overwogen dat de vordering tot huurdoorbetaling toewijsbaar is omdat er een huurovereenkomst aan ten grondslag ligt. Echter, deze huurovereenkomst is –blijkens de tekst- gesloten tussen gedaagde en partij Y, en niet met eiseres. De veroordeling van eiseres tot huurdoorbetalingen rijmt dus niet met de door de bodemrechter vastgestelde feiten, aldus de Voorzieningenrechter. Nu iedere grond aan de veroordeling van eiseres toe huurdoorbetaling ontbreekt, kan niet anders dan dat er sprake is van een juridische fout.
Vervolgens stelt de voorzieningenrechter dat -mede gelet op de belangen van eiseres die door de executie worden geschaad- executie op dit moment onaanvaardbaar is. Hierbij neemt de rechter in overweging dat gedaagde in staat is om de uitkomst in hoger beroep af te wachten. Het gevorderde verbod op tenuitvoerlegging wordt toegewezen en gedaagde wordt voorts veroordeeld om de beslagen die zij reeds heeft gelegd op te heffen.