Financiële instellingen kunnen (rechts)personen registreren in hun interne incidentenregisters en ook in het extern verwijzingsregister. In een andere blog op deze website wordt een nadere uitleg gegeven over de werking van deze registers. Registratie door een financiële instelling kan grote gevolgen hebben voor deze (rechts)persoon want als gevolg van registratie in deze registers kan deze (rechts)persoon nergens anders meer financiering krijgen. Soms is het zo dat een financiële instelling te lichtvaardig overgaat tot registratie. Een financiële instelling kan dan door de rechter worden teruggefloten. In het geval van de in deze blog te bespreken kwestie, was het niet zo zeer de registratie zelf als wel het tijdstip daarvan, dat registratie door de financiële instelling
onrechtmatig
Ieder handelen of nalaten dat in strijd is met een wet of met de maatschappelijke betamelijkheid.
» Meer over onrechtmatig
onrechtmatig maakte. Advocaat verbintenissenrecht Hidde Reitsma bespreekt deze kwestie, die uiteindelijk ook nog in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep aan de rechter is voorgelegd.
Het ging er in deze zaak om dat bij een hypotheekaanvraag onjuiste gegevens waren opgegeven. Toen de bank daar later achterkwam zegde zij de hypotheek op en registreerde zij de gegevens van de hypotheekgever ook in haar interne incidentenregister en het extern verwijzingsregister (EVR). Hierdoor kon de desbetreffende persoon acht jaar nergens anders een hypotheek krijgen. Hij kon zijn woning daardoor dus niet ergens anders herfinancieren waardoor de bank de woning uiteindelijk openbaar kon verkopen. De registratie in het EVR had dus een enorme impact.
Het ging in dit geval om een door de bank in 2008 verstrekte hypotheek. In 2009 werd de bank erover geïnformeerd dat zich bij de hypotheekaanvraag mogelijk onregelmatigheden hadden voorgedaan met als gevolg waarvan de bank in het voorjaar van 2010 uiteindelijk de financiering opzegde en de hypothecaire lening opeiste. Vervolgens registreerde de bank pas eind 2014 de gegevens van de hypotheeknemer in het extern verwijzingsregister. De standaard duur van registratie is 8 jaar zodat de hypotheeknemer zich geconfronteerd zag met een registratie die tot 2022 zou voortduren.
De rechter vond dat nu gebleken was dat de bank in 2009 al over de onregelmatigheden was geïnformeerd, het onder de gegeven omstandigheden van de bank gevergd had mogen worden om het onderzoek in het voorjaar 2010 te hebben afgerond. De rechter vond dan ook het dat het feit dat de gegevens van de hypotheeknemer pas eind 2014 in het extern verwijzingsregister waren opgenomen, de hypotheeknemer onevenredig zwaar trof.
Daarbij overwoog de rechter dat omdat de looptijd van de registratie acht jaar was, dat zou betekenen dat de hypotheeknemer tot eind 2022 geregistreerd zou staan voor iets dat in 2008 heeft plaatsgevonden en dat hij dus tot die tijd geen nieuwe hypotheek kon afsluiten. De rechter vond dat te ver gaan en verkorte de registratie met vier jaar. Bij deze termijn ging de rechter uit van de fictieve situatie dat de bank de registratie wel binnen bekwame tijd na het aan het licht komen van de onregelmatigheden bij de hypotheekaanvraag zou hebben doorgevoerd. In hoger beroep bleef dit oordeel in stand
Het is dus mogelijk om door een rechter te laten te laten toetsen of de registratie in het extern verwijzingsregister zelf of de duur van de registratie wel terecht is. Als blijkt van niet kan een rechter bevelen dat de gegevens van iemand uit de registers moeten worden verwijderd. De rechter kan ook de registratie in duur beperken.