Tot nu toe was de franchiseovereenkomst niet afzonderlijk in de wet geregeld. Dat gaat veranderen: de nieuwe Wet franchise treedt definitief in werking op 1 januari 2021. Deze wet ziet met name op vier onderwerpen voor samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers; (i) de precontractuele uitwisseling van informatie, (ii) de tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst, (iii) de beëindiging van de franchisesamenwerking en (iv) het overleg tussen de franchisegever en zijn franchisenemers. Advocaat Lennard Noordzij bespreekt in dit blog de wettelijke bepalingen. In een volgend blog gaat hij in op de gevolgen voor de praktijk.
Wat is franchise?
Franchise is een vorm van samenwerking waarbij de eigenaar van een bepaalde formule, de franchisegever, overeenkomsten aangaat met franchisenemers. Hoeveel vrijheid de franchisenemer heeft bij het drijven van zijn onderneming verschilt. Bij grote ketens is die vrijheid beperkt. Bij Albert Heijn moet de franchisenemer bijvoorbeeld minimaal 80% van zijn artikelen inkopen bij Ahold. De Wet franchise moet meer evenwicht brengen in de relatie tussen franchisegever en franchisenemer.
De wet op hoofdlijnen:
- Definities: de wet bevat een definitie van een franchiseovereenkomst (artikel 7:911 BW). Als een overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie, gelden de bepalingen van de Wet franchise, ongeacht of dat partijen voor ogen stond.
- Gedragsnorm: de franchisegever en franchisenemer dienen zich goed tegenover elkaar te gedragen (artikel 7:912 BW).
- Precontractuele informatie-uitwisseling: partijen dienen elkaar tijdig informatie te verschaffen die van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst (artikel 7:913 BW). De franchisenemer moet bijvoorbeeld informatie geven over zijn financiële positie. De verplichtingen van de franchisegever gaan veel verder. Hij moet inzicht verschaffen in:
- zijn financiële positie;
- de door franchisenemer te betalen vergoedingen en investeringen;
- hoe partijen zullen overleggen tijdens de franchiserelatie;
- of het franchisegever vrijstaat te concurreren met franchisenemer;
- welke informatie franchisenemer krijgt over omzetgegevens van franchisegever;
- de financiële situatie van de beoogde locatie van de franchiseonderneming of van vergelijkbare ondernemingen;
- het concept van de franchiseovereenkomst met bijlagen;
- alle overige informatie waarvan franchisegever kan vermoeden dat deze van belang is voor franchisenemer voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.
- Standstill-periode: de hierboven genoemde informatie moet ten minste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst worden verstrekt (artikel 7:914 BW). Tijdens deze periode mag franchisegever:
- de concept-overeenkomst niet ten nadele van de franchisenemer veranderen;
- behalve een geheimhoudingsovereenkomst geen overeenkomsten sluiten met franchisenemer;
- de franchisenemer niet aanzetten tot het doen van betalingen of investeringen die van doen hebben met de franchiseovereenkomst.
- Onderzoeksplicht franchisenemer: de franchisenemer moet redelijk onderzoek doen voordat hij overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst (artikel 7:915 BW).
- Informatie tijdens franchiseovereenkomst: ook tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst moet de franchisegever informatie verschaffen aan franchisenemer(artikel 7:916 BW), namelijk:
- voorgenomen wijzigingen van de franchiseovereenkomst;
- van de franchisenemer verlangde investeringen;
- een besluit tot gebruik van de franchiseformule door franchisegever of een derde;
- een antwoord op de vraag of de financiële bedragen die franchisenemer heeft betaald de kosten of investeringen dekken waar deze bijdrage op ziet;
- overige informatie die redelijkerwijs van belang is voor franchisenemer met het oog op het uitvoeren van de franchiseovereenkomst.
- Bijstand en technische ondersteuning voor franchisenemer: de franchisegever geeft op verzoek commerciële en technische ondersteuning aan franchisenemer (artikel 7:919 BW).
- Verplichte bepalingen in franchiseovereenkomst over goodwill en concurrentie: de franchiseovereenkomst bevat bepalingen over de wijze waarop goodwill wordt berekend en hoe deze aan franchisenemer wordt vergoed als partijen uit elkaar gaan. Een concurrentiebeding is slechts geldig als het (i) op papier staat, (ii) niet langer dan een jaar duurt, (iii) onmisbaar is om know-how van franchisegever te beschermen en (iv) ziet op de concurrentie met de uitgevoerde franchiseovereenkomst (artikel 7:920 BW).
- Instemmingsrecht: als de franchisegever de franchiseformule wil wijzigen of een soortgelijke formule wil laten exploiteren door een ander en de franchisegever hiervoor (i) een bijdrage verlangt van franchisenemer of (ii) kan voorzien dat dit leidt tot omzetderving bij franchisenemer, is de instemming van de franchisenemer vereist als deze plannen de franchisenemer financieel raken (artikel 7:921 BW).
- Dwingend recht: voor in Nederland gevestigde franchisenemers, mag niet van de nieuwe wet worden afgeweken (artikel 7:922 BW).
Tot slot – overgangsrecht
De Wet Franchise treedt zoals gezegd op 1 januari 2021 in werking. Tot 1 januari 2023 geldt een overgangsperiode voor bestaande franchiseovereenkomsten. Deze overgangsperiode heeft betrekking op specifieke bepalingen, zoals het instemmingsrecht, de goodwill en het concurrentiebeding (artikelen 7:920 en 921 BW). Voor nieuwe franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten geldt deze overgangsregeling niet. Hiervoor geldt dus direct de Wet franchise. Franchisegevers en franchisenemers doen er daarom goed aan om na te denken over concrete aanpassingen van hun franchiseovereenkomsten in verband met de Wet franchise.
Vragen over de Wet franchise
Heeft u vragen over franchise of de Wet franchise, neem dan contact op met Lennard Noordzij.