Artikel 7:2 BW bepaalt dat de koop van een woning die voor bewoning bestemd is en die wordt aangegaan door een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep op bedrijf schriftelijk moet worden aangegaan. Kan via een WhatsApp bericht aan dat schriftelijkheidsvereiste voldaan worden? Advocaat verbintenissenrecht Thomas van Vugt bespreekt de uitkomsten van een procedure.
Onlangs deed zich de situatie voor dat een particuliere verkoper per WhatsApp bericht liet weten in te stemmen met een schriftelijk opgemaakte
overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
» Meer over overeenkomst
overeenkomst ter zake de (ver)koop van een woning. Twee dagen later liet de beoogd verkoper weten de woning toch niet te zullen verkopen. De (beoogd) koper liet het er niet bij zitten en vorderde in kort geding nakoming van de koopovereenkomst.
De advocaat van (beoogd) koper stelde zich in de procedure op het standpunt dat aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan. De (beoogd) koper stuurde namelijk een WhatsApp bericht aan de beoogd verkoper met daarin: “Hallo (..), hebben jullie de overeenkomst gelezen en getekend? Of hebben jullie nog vragen? Groet,.” De verkoper appte daarop terug: “Haha ongeduldige. Hij is gelezen en prima volgens wat we hebben besproken opgetekend. Morgen heb jij hem in bezit met onze handtekening.”
De advocaat van (beoogd) koper betoogde dat genoemd WhatsApp bericht van de verkoper de schriftelijke ondertekening van de
koopovereenkomst
De overeenkomst waarbij de verkoper zich verbindt een zaak te geven aan de koper tegen betaling van een prijs.
» Meer over koopovereenkomst
koopovereenkomst door de verkopers had vervangen en dat er door dat bericht, dat er volgens hen op gericht is om een schriftelijke koopovereenkomst als bedoeld in artikel 7:2 BW te constitueren, een perfecte koopovereenkomst tot stand was gekomen. Op die grond vorderde de advocaat van beoogd koper nakoming van de koopovereenkomst.
De rechter ging niet mee met het betoog van de advocaat van beoogd koper. De rechter stelde bij zijn beoordeling dat een schriftelijke koopovereenkomst een onderhandse
akte
Een ondertekend geschrift, bestemd om tot bewijs te dienen.
» Meer over akte
akte is, waarvoor op grond van art. 156 lid 1 Rv het vormvoorschrift van ondertekening geldt. Volgens de rechter maakte bedoeld WhatsApp bericht van de verkopers geen deel uit van het door de eisers ondertekende concept voor de koopovereenkomst en vormt het appje ook geen (elektronische) ondertekening door de beoogd verkoper. Het appje hield volgens de rechter hoogstens een toezegging van de beoogd verkoper in dat hij het concept van de koopovereenkomst zou ondertekenen.
De rechter was dan ook van oordeel dat, nu de koopovereenkomst niet door de gedaagden als verkopende partij is ondertekend, niet aan het in art. 7:2 BW opgenomen schriftelijkheidsvereiste is voldaan. De beoogd verkopers konden zich er daarom op beroepen dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan. Er was volgens de rechter dus geen perfecte overeenkomst tot stand gekomen.
Overigens gold ook op grond van het laatste concept van de schriftelijke overeenkomst, dat uit de koopovereenkomst pas verplichtingen voortvloeien als beide partijen deze zouden hebben ondertekend. Ook dat vormde een grond voor het oordeel dat geen perfecte overeenkomst tot stand was gekomen.