Bij de aanvraag van een hypotheek worden particulieren soms geconfronteerd met een BKR-registratie, waardoor zij de financiering niet rond krijgen. Onder omstandigheden is het mogelijk om een dergelijke registratie verwijderd te krijgen. In een recent arrest van de Hoge Raad wordt antwoord gegeven op een drietal
prejudiciële vraag
Een vraag over de uitleg van een rechtsregel aan de Hoge Raad of het Europese Hof van Justitie.
» Meer over prejudiciële vraag
prejudiciële vragen van de rechtbank Amsterdam over de toetsing van een verzoek tot verwijdering van een BKR-registratie. Het antwoord op deze vragen is van belang voor de verwijdering van een BKR-registratie.
Het doel van de BKR-registratie is het waarschuwen van kredietverleners tegen personen met een problematisch kredietverleden en het beschermen van de betrokkene (in dit geval de koper die een hypotheekschuld wenst aan te gaan) tegen het lichtvaardig aangaan van nieuwe schulden (zoals een hypotheekschuld). Een BKR-registratie is vijf jaar zichtbaar voor personen en/of bedrijven aan wie die gegevens verstrekt mogen worden, zoals kredietverstrekkers. Dit om te voorkomen dat er in die periode nieuwe problematische schuldposities ontstaan.
In de zaak voor de Rechtbank Amsterdam werd door
eiser
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser X de verwijdering van een BKR-registratie geëist. Hoist Finance heeft wegens een achterstand in 2006 het aan X verstrekte krediet opgeëist en een BKR-registratie gedaan. Nadat op enig moment de achterstand was ingelost, verzocht eiser aan Hoist Finance om de BKR-registratie te verwijderen, wat Hoist Finance weigerde. X stapte daarop naar de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, die uit de eerdere jurisprudentie geen duidelijke lijn kan ontwaren over de grondslag van de toetsing van een dergelijke registratie en de rechtsmiddelen die daartegen voorhanden zijn.
Hoewel duidelijk is dat een registratie in een BKR-register als de verwerking van persoonsgegevens getoetst moet worden aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is niet duidelijk of getoetst moet worden aan artikel 6 lid 1 sub c AVG (wettelijke plicht) of artikel 6 lid 1 onder f AVG (gerechtvaardigd belang), of allebei deze bepalingen. Dit onderscheid is van belang voor de vraag of de geregistreerde het recht toekomt op gegevenswissing (artikel 17 AVG) en het recht van bezwaar (artikel 21 AVG).
De voorzieningenrechter besluit vanwege deze onduidelijkheid om de volgende drie prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen:
In het recente arrest oordeelt de Hoge Raad dat artikel 6 lid 1 sub c AVG geen grondslag is voor het doen van een BKR-registratie. Die verwerking kan wel worden getoetst aan het artikel 6 lid 1 sub f AVG. Dit brengt volgens de Hoge Raad ook met zich mee dat de geregistreerde het recht toekomt op gegevenswissing en het recht van bezwaar zoals opgenomen in artikel 17 AVG respectievelijk 21 AVG.
Dit arrest is van belang voor de praktijk, omdat het duidelijkheid geeft over de rechten van geregistreerde betrokkenen en over de mogelijkheden die zij hebben om een BKR-registratie verwijderd te krijgen. Ook is het voor kredietinstellingen nu duidelijk hoe zij met een verzoek tot verwijdering om moeten gaan. AMS Advocaten staat geregistreerden dikwijls met succes bij in het verwijderd krijgen van een BKR-registratie, zowel buiten rechte als in een procedure.