Een jurylid laat zich diffamerend uit over een collega-jurylid. De KNHS (paardensportbond) acht dit gedrag ontoelaatbaar en trekt zijn jurylicentie in. Het verbolgen jurylid vordert bij de rechter een
declaratoir vonnis
Een vonnis waarmee de rechter door middel van een zogenaamde verklaring voor recht een rechtsverhouding tussen partijen vaststelt.
» Meer over declaratoir vonnis
verklaring voor recht dat de KNHS hierdoor
onrechtmatig
Ieder handelen of nalaten dat in strijd is met een wet of met de maatschappelijke betamelijkheid.
» Meer over onrechtmatig
onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Bij beantwoording van deze vraag acht de rechter het gedrag van de jurylid na de intrekking mede relevant. Advocaat Marco Guit licht de uitspraak toe.
De aanleiding voor de intrekking van de jurylicentie was het volgende. Het betreffende jurylid had in tuchtprocedure tussen een ander jurylid en een paardrijdster een schriftelijke verklaring afgegeven waarin hij zich zeer kritisch uitliet over zijn collega. Hij maakt een aantal ernstige beschuldigingen die niet nader werden onderbouwd. De verklaring kwam, ondanks dat het jurylid vertrouwelijkheid had bedongen, toch in handen van zijn collega.
De collega stapte op hoge poten naar de KNHS en eiste royement van het jurylid. De tuchtcommissie achtte het gedrag van het jurylid onacceptabel en meende dat dit intrekking van de jurylicentie rechtvaardigde. Het jurylid kan zich hierin niet vinden en laat de beslissing toetsen door de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het jurylid artikel 9 van het Tuchtreglement heeft geschonden. Hierin staat dat sprake is van een overtreding als een lid zich jegens een ander lid in strijd gedraagt met hetgeen door de
redelijkheid en billijkheid
Een bron van ongeschreven objectief recht waaraan mensen zich moeten gedragen jegens elkaar.
» Meer over redelijkheid en billijkheid
redelijkheid en billijkheid wordt verlangd. In dit kader heeft de KNHS volgens de rechter terecht erop gewezen dat het noodzakelijk is voor een jurylid om goed te kunnen samenwerken en integer te zijn richting de collega juryleden. Het doen van een uiterst diffamerende verklaring waarvoor een onderbouwing ontbreekt, kan niet anders worden opgevat dan gedrag in strijd met hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt verlangd.
Hoewel de KNHS volgens de rechtbank ook steken heeft laten vallen waar het de procedurele rechtvaardigheid jegens het jurylid betreft, kan de intrekking van de licentie toch niet als onrechtmatig worden gekwalificeerd. De KNHS heeft het jurylid na intrekking namelijk nog een kans gegeven om op haar beslissing terug te komen. Echter, het jurylid heeft ondanks deze mogelijkheid er geen blijk van gegeven dat ook hij inzag dat zijn handelen verkeerd was. Hij heeft verder geen voorstel gedaan om de beschadigde samenwerking met het andere jurylid te herstellen.
Het jurylid bleef enkel herhalen dat de KNHS zijn verklaring nimmer had mogen doorspelen (hetgeen op zich juist is doch niet meer relevant). Het is het gebrek aan inzicht en pro-actieve houding om zijn functioneren als jurylid weer mogelijk te maken, dat de rechtbank heeft doen besluiten dat de handhaving van de intrekking gerechtvaardigd is en was. De vorderingen van het jurylid worden afgewezen.