Een vrouw leent € 15.000 aan een aannemer zodat hij een woning kan afbouwen voor haar minnaar. De woning wordt afgebouwd maar de minnaar betaalt de aannemer niet de aanneemsom. Ondertussen vordert de vrouw wel de volledige geldlening op van de aannemer. Niet eerlijk, zo betoogt de aannemer in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep. Pech voor de aannemer, oordeelt het Hof: het aangaan van de lening en de gevolgen daarvan komen voor zijn rekening. Advocaat verbintenissenrecht Thomas van Vugt bespreekt de uitspraak.
In deze zaak had een aannemer een overeenkomst van aanneming gesloten met zijn opdrachtgever om 3 woningen te bouwen die hij met winst wilde verkopen om de bouw van de andere woning mogelijk te maken. Tijdens de bouw kwam opdrachtgever in financiële problemen. Hij kon hierdoor de
aanneemsom
De prijs die een opdrachtgever aan een aannemer verschuldigd is in het kader van een aannemingsovereenkomst.
» Meer over aanneemsom
aanneemsom niet meer voldoen. De aannemer kon hierdoor niet verder. Een merkwaardige actie volgt: de minnares van de opdrachtgever sluit een overeenkomst van geldlening met de aannemer ten bedrage van € 15.000 zodat hij door kan met de bouw. De gedachte hierachter is –naar wij aannemen- dat de opdrachtgever dan de woning met winst kan verkopen en hieruit de bouwtermijnen zou kunnen betalen.
Zover komt het niet: de opdrachtgever betaalt ook de door de bank verstrekte hypotheek niet meer af en de bank gaat over tot executoriale verkoop van het bouwproject. De opdrachtgever wordt persoonlijk failliet verklaard en komt in de WSNP (wettelijke schuldsanering) terecht. Ondertussen stopt de aannemer (die al met een schuld op de opdrachtgever achterblijft vanwege het bouwproject) met het afbetalen van de lening aan de minnares van de opdrachtgever. Hier gaat zij niet mee akkoord en zij vordert in een incassoprocedure de rest van de lening op, vermeerderd met rente en kosten. De vordering wordt door de Rechtbank toegewezen en de aannemer stelt hoger beroep in.
In hoger beroep voert de aannemer aan dat het onredelijk en simpelweg oneerlijk zou zijn als hij de lening zou moeten terugbetalen terwijl het geleende geld geheel ten goede is gekomen aan de opdrachtgever waarmee de schuldeiser in kwestie een relatie heeft. En ondertussen kan hij zelf naar de resterende bouwtermijnen fluiten. Volgens de aannemer is de vrouw de lachende derde.
Zelden was een inhoudelijke beoordeling van het Hof zo kort (1 pagina) en zo direct (“het verhaal van de aannemer snijdt geen hout”). Het Hof is van oordeel dat de omstandigheid dat de vrouw haar belangen beter heeft behartigd dan de aannemer de zijne, nog niet maakt dat de terugbetalingsverplichting van de lening door de aannemer in strijd is met de
redelijkheid en billijkheid
Een bron van ongeschreven objectief recht waaraan mensen zich moeten gedragen jegens elkaar.
» Meer over redelijkheid en billijkheid
redelijkheid en billijkheid. Met andere woorden: dat de aannemer hier een slechte deal heeft gesloten, komt voor zijn eigen rekening. Hij wordt veroordeeld om de vrouw het geldbedrag terug te betalen. Met rente.