De voorman van een band zegt met onmiddellijke ingang en zonder opgave van reden de samenwerking met de toetsenist op die al ruim 25 jaar in de band speelt. De toetsenist eist in een procedure schadevergoeding. De rechter buigt zich over de vraag of er hier sprake was van een duurovereenkomst? En of er een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen? Advocaat verbintenissenrecht Marco Guit licht de zaak toe.
In de procedure vordert
eiser
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser, de toetsenist, een schadevergoeding van 25.000 euro. Hij voert hiertoe aan dat er sprake is van een duurovereenkomst en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij inkomsten uit de optredens van de band zou verkrijgen. Er is volgens eiser geen sprake van een zwaarwegende opzeggingsgrond welke onmiddellijke beëindiging rechtvaardigt, zodoende had er een opzegtermijn in acht moest worden genomen.
De rechter overweegt dat onder een duurovereenkomst wordt verstaan: een rechtsverhouding waarbij partijen zich (stilzwijgend) hebben verbonden gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer prestaties te verrichten, waarbij de prestaties voortdurend, telkens terugkerend of opeenvolgend dienen te zijn. In dit geval is er volgens de rechter sprake van een duurovereenkomst. In deze langdurige samenwerking mocht eiser erop vertrouwen dat hij zou worden ingeschakeld bij een optreden van de band.
Over beëindiging van de samenwerkingsrelatie is tussen partijen niets overeengekomen, noch zijn er specifieke wettelijke bepalingen van toepassing. De hoofdregel dat een duurovereenkomst in principe opzegbaar is, geldt dus. De
redelijkheid en billijkheid
Een bron van ongeschreven objectief recht waaraan mensen zich moeten gedragen jegens elkaar.
» Meer over redelijkheid en billijkheid
redelijkheid en billijkheid kunnen evenwel meebrengen dat niet kan worden opgezegd, tenzij daartoe een zwaarwegende grond bestaat. Maar partijen twisten niet over de opzegbaarheid want ook eiser wil af van de samenwerking. De vraag is of er een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen. Bij beantwoording van deze vraag dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen.
Uitgangspunt is dat een opzegtermijn de schade die de opgezegde partij door de opzegging lijdt, aanmerkelijk kan doen verminderen. Gedurende die tijd krijgt de opgezegde partij de gelegenheid om maatregelen te bedenken en te nemen om de achteruitgang in inkomsten op te vangen. De rechter meent dat de bandleider in dit geval een opzegtermijn van 6 maanden redelijk is. Hiertoe neemt hij in aanmerking de duur van samenwerking, dat eiser voor zijn hoofdinkomen afhankelijk was van de band en dat op zijn leeftijd (52 jaar) en sector (culturele) het moeilijk zal zijn om gelijk vervangend werk te vinden. De gevorderde schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen.
In rechtspraak werd lange tijd aangenomen dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd opgezegd kan worden indien (I) daarvoor een goede reden bestaat, (II) die tijdig wordt medegedeeld en (III) er een redelijke opzegtermijn in acht wordt genomen. De Hoge Raad heeft deze regel recentelijk versoepeld. Een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan kan in principe altijd worden opgezegd. Wel kunnen -zoals de rechter in deze zaak ook heeft overwogen- de redelijkheid en billijkheid met zich mee brengen dat voor de opzegging een voldoende zwaarwegende opzeggingsgrond vereist is, er een opzegtermijn in acht moet worden genomen of er een schadevergoeding moet worden betaald aan de opgezegde partij.