Er zijn de laatste tijd meerdere uitspraken geweest over
overheidsaansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van de overheid om schade bij burgers welke door handelen van de overheid is ontstaan te vergoeden
» Meer over overheidsaansprakelijkheid
overheidsaansprakelijkheid. Daarin staat de vraag centraal of een overheid (zoals een gemeente, een provincie, of de Staat) aansprakelijk is wegens
onrechtmatig
Ieder handelen of nalaten dat in strijd is met een wet of met de maatschappelijke betamelijkheid.
» Meer over onrechtmatig
onrechtmatig handelen. Van onrechtmatige overheidshandelen kan sprake zijn bij het (achteraf) ten onrechte weigeren van een vergunning, of het geven van onjuiste of onvolledige voorlichting of informatie. De schade kan aanzienlijk zijn, dus de belangen zijn groot. Advocaat verbintenissenrecht Hidde Reitsma legt uit.
In een recente uitspraak moest de Hoge Raad oordelen over een zaak waarin (kort gezegd) de gemeente ‘s-Hertogenbosch werd verweten onjuiste en onvolledige inlichtingen te hebben gegeven over de toegestane bestemming van een bedrijfspand.
Een ondernemer (hierna: “belanghebbende”) had grond met opstallen, waarvan een deel werd gebruikt als slagerij. Sinds 1987 voert hij overleg met de gemeente over (nadere) bebouwing. In 1994 weigert de gemeente een bouwvergunning werd omdat het vloeroppervlak voor detailhandel meer dan 250 m² bedroeg, wat in strijd was met provinciaal beleid. In 1996 wordt opnieuw een bouwvergunning gevraagd, nu met succes. Belanghebbende verzoecht om het gehele bedrijfsoppervlak voor detailhandel te mogen gebruiken . De gemeente weigerde dit echter; detailhandel mocht maximaal 250 m² beslaan. sinds 1997 wordt gedurende 6 jaar 500 m² niet gebruikt . Belanghebbende vindt dan omstreeks 2003 een potentiële huurder, die de ruimte wil exploiteren als fitnessruimte. Hij verzocht de gemeente de betreffende 500 m² voor de fitnessruimte te mogen gebruiken, alsmede om “een structurele oplossing door het toestaan van gehele of gedeeltelijke invulling van vorenbedoelde 500 m² door detailhandel“. De gemeente geeft aan dat gebruik als fitnesscentrum “zonder meer binnen d[i]e bestemming” [als “gemengde ruimte] past, en dat daarvoor geen toestemming van de gemeente nodig is, maar dat aan het verzoek om gehele of gedeeltelijke van de 500 m² als detailhandel geen gehoor kan worden gegeven. Belanghebbende verhuurt het pand vervolgens als fitnessruimte. Jaren later, in 2006, wordt om vergoeding van planschade verzocht. Dat verzoek wordt afgewezen, kort gezegd op de grond op de stelling dat het gehele perceeloppervlak wel als detailhandel mag worden gebruikt. Naar bleek was sprake van een formeel gebrek in het bestemmingsplan waardoor de door de gemeente gewenste beperking van het gebruik als detailhandel niet van kracht was geworden. Belanghebbende meende dat de gemeente hem onjuist heeft voorgelicht en stelt de gemeente aansprakelijk. Hij stelt dat hij het pand voor een hogere huurprijs geheel als detailhandel had kunnen verhuren en vordert het verschil in huurinkomsten als schade. De rechtbank wees de vordering af, maar de belanghebbende ging in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep.
Het hof wees de schadevordering wel toe. Het centrale argument in dit oordeel is dat het hof meende dat de gemeente het verzoek van belanghebbende uit 2003 redelijkerwijs had moeten begrijpen dan als een verzoek om duidelijkheid over de situatie van belanghebbende, terwijl het antwoord in redelijkheid niet anders kon worden begrepen als een mededeling dat het gewenste gebruik (als volledige detailhandel) niet mogelijk was (welke mededeling later onjuist bleek).
De Hoge Raad is het niet eens met de uitspraak van het hof en vernietigt de uitspraak. Hij oordeelt dat het verzoek van belanghebbende (uit 2003) enkel een verzoek betrof om toestemming voor ingebruikname als fitnesscentrum (als een tijdelijke oplossing), voor de lange termijn, om medewerking te verlenen aan het vinden van een structurele oplossing. Deze vragen, aldus de Hoge Raad, waren dus niet gericht waren op de mogelijkheid van uitbreiding van het detailhandeloppervlak onder het geldende bestemmingsplan. De Hoge Raad meent dat niet valt in te zien dat het antwoord van de gemeente in redelijkheid niet anders kan worden verstaan dan dat de gewenste uitbreiding volgens het geldende bestemmingsplan niet mogelijk was. Evenmin vat in te zien, aldus de Hoge Raad, dat het antwoord van de gemeente op de verzoeken uit 2003 in redelijkheid niet anders kan worden verstaan dan als een mededeling dat het door de belanghebbende gewenste meer ruime gebruik van het perceel voor detailhandel toen volgens het bestemmingsplan niet mogelijk was. De Hoge Raad doet – en dat is uitzonderlijk – de zaak zelf af en wijst alle vorderingen af. De gemeente is niet aansprakelijk.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vraag of een overheid aansprakelijk is voor een onjuiste mededeling afhangt “van de omstandigheden van het geval, waaronder in de eerste plaats de inhoud van het gedane verzoek en hetgeen de gemeente daaromtrent heeft moeten begrijpen, en de aard en inhoud van de door de gemeente in antwoord daarop gegeven inlichtingen en hetgeen de belanghebbende daaromtrent heeft moeten begrijpen. Eerst indien de belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop heeft mogen vertrouwen dat hem juiste en volledige inlichtingen met een bepaalde inhoud werden gegeven, kan plaats zijn voor het oordeel dat het verstrekken van die inlichtingen, indien deze onjuist of onvolledig zijn, onrechtmatig is jegens de belanghebbende en dat de gemeente deswege jegens de belanghebbende aansprakelijk is doordat deze door die onjuiste of onvolledige inlichtingen, kort gezegd, op het verkeerde been is gezet.“
Uit het arrest valt af te leiden dat het door een gemeente verstrekken van van onjuiste informatie of inlichtingen per definitie onrechtmatig is. Het kan wel zo zijn. Of een overheid aansprakelijk is voor onjuiste informatievoorziening aan de orde is, is met name afhankelijk van de formulering en interpretatie van de door de burger gestelde vraag, en het door de overheid geformuleerde antwoord.
De les die uit deze casus kan worden getrokken is dat rechters terughoudendheid zijn bij het aannemen van overheidsaansprakelijkheid, en dat het (dus) van groot belang is voor belanghebbenden om hun vragen aan een overheid duidelijk en in niet mis te verstane bewoordingen te stellen. Als de belanghebbende zijn vraag anders – concreter – had geformuleerd, zou de uitkomst zomaar anders geweest kunnen zijn.
Terzijde zij nog opgemerkt dat ook rechtmatig handelen van de overheid tot schade (en
aansprakelijkheid
De gehoudenheid van een persoon of bedrijf om schade ontstaan uit een onrechtmatige daad of wanprestatie te vergoeden.
» Meer over aansprakelijkheid
aansprakelijkheid daarvoor) kan leiden, bijvoorbeeld als (op zichzelf op rechtmatige wijze) een bestemmingsplan wijzigt of als sprake is van gewijzigd gebruik van (nabijgelegen) openbare ruimte, waardoor waardevermindering optreedt. Deze schade kan voor vergoeding in aanmerking komen. De wet ruimtelijke ordening (artikel 6.1) biedt de mogelijkheid van tegemoetkoming in planschade.
Overheidsaansprakelijkheid is – net als het algemene aansprakelijkheidsrecht – een complex rechtsgebied. De aansprakelijkheidsadvocaten van advocatenkantoor AMS kunnen u van dienst zijn met advies, en kunnen u bijstaan in een eventuele juridische procedure (rechtzaak) tegen de overheid.