Kon de kindertandarts zijn samenwerkingsovereenkomst met een kinderkliniek tussentijds beëindigen? Dat was de centrale vraag in een recent kort geding. De tandarts meende dat hij bij het aangaan van de
overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
» Meer over overeenkomst
overeenkomst had gedwaald en zegde de overeenkomst tussentijds op. De kliniek pikte dit niet en startte een kort geding. Was de opzegging door arts in deze zaak terecht? Advocaat contractenrecht Sander Schouten licht de uitspraak toe.
De feiten in deze casus liggen als volgt. Eiseres en
gedaagde
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
gedaagde hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten welke loopt tot eind 2015. Bij aanvang van de overeenkomst was bekend dat eiseres in 2013 naar een nieuwe locatie zal verhuizen. Gedaagde heeft begin 2013 laten weten dat hij niet mee wil verhuizen naar de nieuwe locatie. Partijen hebben maanden gesproken over de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst, maar zijn er niet uitgekomen. Intussen heeft gedaagde een nieuwe praktijk ingericht met twee partners.
Op 27 mei 2013 heeft gedaagde een brief gestuurd aan eiseres waarin hij zich beroept op vernietiging van de samenwerkingsovereenkomst wegens dwaling, subsidiair zegt hij de overeenkomst op per 1 juli 2013. Gedaagde zegt dat eiseres hem bij het aangaan van de overeenkomst een situatie heeft voorgespiegeld die feitelijk heel anders bleek te zijn. Zo heeft eiseres nauwelijks patiënten aan hem doorverwezen en voldoet de nieuwe locatie niet aan de eisen.
De advocaat van eiseres start een kort geding en vordert nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. De vraag die aan de Voorzieningrechter voorligt is of de samenwerkingsovereenkomst nog van kracht is. De rechter is van oordeel dat het beroep op dwaling door gedaagde niet opgaat. Hij wist vanaf het begin van de samenwerking dat de kinderkliniek zou verhuizen naar een andere locatie. Er is uitvoerig over de overeenkomst onderhandeld en gedaagde wist dus waarvoor hij tekende. Dat de nieuwe ruimte niet geschikt zou zijn is niet gebleken. Voorts levert de omstandigheid dat eiseres te weinig patiënten aan gedaagde heeft doorverwezen, evenmin een grond voor dwaling op. In de overeenkomst is immers geen verplichting daartoe opgenomen voor eiseres.
Het enkele feit dat gedaagde meer had verwacht van de samenwerking en meent betere vooruitzichten te hebben bij zelfstandig verder gaan vormt nog geen grond om de samenwerking voortijdig te beëindigen. De overeenkomst is dus niet rechtsgeldig door gedaagde opgezegd of vernietigd en loopt nog tot december 2015. De Voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde tot nakoming van zijn contractuele verplichtingen op straffe van een dwangsom.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten is vernietigbaar als één van de volgende omstandigheden zich voordoen:
– de
wederpartij
De tegenpartij in een procedure of de partij met wie een contract is gesloten.
» Meer over wederpartij
wederpartij heeft een onjuiste voorstelling van zaken gegeven;
– de wederpartij heeft zaken die belangrijk waren verzwegen;
– beide partijen hebben gedwaald.
Dat een partij (zoals gedaagde in de hier besproken zaak) zelf geen juiste voorstelling van zaken had bij het aangaan van de overeenkomst, is op zich geen grond voor dwaling. Het moet gaan om een door de wederpartij gegeven verkeerde voorstelling van zaken. In deze zaak was dat niet het geval.