Op het moment dat de werkgever en de werknemer gaan procederen over bijvoorbeeld overtreding, nakoming of (gedeeltelijke) schorsing of vernietiging van het relatiebeding past de rechter een belangenafweging toe. Enerzijds het belang van de werkgever bij het beschermen van zijn klantenbestand en anderzijds het belang van de werknemer om zelf te kunnen bepalen op welke manier hij inkomsten wil genereren. De rechter neemt veel factoren mee bij het maken van de belangenafweging. Het is dan ook aan de werkgever en de werknemer om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit hun belang blijkt.
Omstandigheden die een werknemer bijvoorbeeld naar voren kan brengen zijn dat hij (i) meer doorgroeimogelijkheden en betere arbeidsvoorwaarden heeft bij de nieuwe werkgever, (ii) kostwinner is en hij aanzienlijk meer gaat verdienen in zijn nieuwe baan en (iii) grotere carrièrekansen en mogelijkheden tot het volgen van cursussen krijgt.
De werkgever kan daar tegenin brengen dat (i) de werknemer in zijn functie veel klantcontact heeft en het vertrek van de werknemer mogelijk ook het vertrek van die klanten kan betekenen, (ii) de werknemer veel kennis heeft van bedrijfsgevoelige informatie en (iii) er omzet weglekt als de werknemer vertrekt.
Daarnaast zal de rechter onder andere meenemen op wiens initiatief het dienstverband wordt beëindigd, wat de duur van het dienstverband is en wat de reikwijdte van het relatiebeding. In de praktijk blijft een relatiebeding vaker overeind dan een concurrentiebeding, omdat de werknemer bij het handhaven van een relatiebeding minder beperkt wordt in zijn vrije arbeidsrechtkeuze dan bij een concurrentiebeding en het vaak gaat om het beschermen van het bedrijfsdebiet (ofwel goodwill en knowhow) van de werkgever.