In principe hebben alle werknemers in loondienst recht op een transitievergoeding in geval van een onvrijwillige beëindiging of niet-voortzetting van de arbeidsovereenkomst.
In de volgende situaties bestaat géén recht op een transitievergoeding:
De transitievergoeding wordt berekend aan de hand van twee factoren: de hoogte van het bruto maandsalaris en de duur van het dienstverband. Voor het berekenen van het bruto maandsalaris wordt uitgegaan van het basis bruto maandsalaris plus eventuele loonbestanddelen (zoals vakantiebijslag, eindejaarsuitkering, toeslagen, bonussen en winstuitkeringen). De hoofdregel is dat de transitievergoeding 1/3e bruto maandsalaris voor elk vol jaar dat de werknemer in dienst is geweest bij de (rechtsvoorganger van de) werkgever.
De transitievergoeding is in 2022 gemaximeerd op € 86.000 bruto. Voor werknemers die meer dan € 86.000 bruto per jaar verdienen kan de transitievergoeding maximaal een jaarsalaris bedragen. Het maximumbedrag wordt jaarlijks aangepast.
Werkgevers kunnen onder bepaalde omstandigheden gemaakte kosten in mindering brengen op de transitievergoeding. Hierbij kan gedacht worden aan kosten van outplacement of scholing (transitiekosten). Het betreft maatregelen in verband met het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, gericht op het voorkomen of bekorten van werkloosheid van de werknemer.
Indien de werkgever tijdens het dienstverband kosten heeft gemaakt om de inzetbaarheid buiten de organisatie te bevorderen (zogenoemde inzetbaarheidskosten) dan kunnen ook deze kosten eveneens onder voorwaarden in mindering worden gebracht op de transitievergoeding. Onder inzetbaarheidskosten vallen ook kosten van duale opleidingen, zoals opleidingen in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg. Het gaat alleen niet om scholingskosten die in een direct verband staan tot de functie die de werknemer vervult. Een werkgever heeft namelijk een wettelijke scholingsplicht om ervoor te zorgen dat de werknemers voldoende geschoold zijn om de functie naar tevredenheid en naar behoren uit te voeren.
Voor het in mindering kunnen brengen van kosten op de transitievergoeding gelden onder meer de volgende voorwaarden:
Minister Asscher heeft een overgangsregeling in het leven geroepen voor het betalen van de transitievergoeding aan tijdelijke werknemers, zoals seizoenswerkers in de horeca, recreatie en tuinbouwsector. Door de overgangsregeling telt alleen het arbeidsverleden van tijdelijke krachten vanaf 1 juli 2012 – met een onderbreking korter dan zes maanden – mee voor de transitievergoeding. Hiermee wordt voorkomen dat werkgevers door de opbouw van de transitievergoeding tijdelijke werknemers niet meer aannemen. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten van voor 1 juli 2012 tellen alleen mee met een onderbreking van ten hoogste drie maanden. Dit sluit aan bij het overgangsrecht voor de ketenregeling.