Als de arbeidsovereenkomst met een werknemer na 104 weken ziekte niet wordt beëindigd en de werknemer ook geen werkzaamheden meer verricht en geen loon meer ontvangt, spreken we van een slapend dienstverband. Werkgevers vonden het onredelijk dat zij na twee jaar loondoorbetaling tijdens ziekte ook nog een transitievergoeding moesten betalen aan de werknemer. Zolang het dienstverband slapend werd gehouden, waren zij geen transitievergoeding verschuldigd. Sinds november 2019 is deze vrijheid voor werkgevers echter flink ingeperkt.
De Hoge Raad heeft in 2019 geoordeeld dat als een zieke werknemer met een slapend dienstverband aan de werkgever vraagt om het dienstverband met wederzijds goedvinden te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding, de werkgever daar uit hoofde van goed werkgeverschap aan moet mee werken. Deze verplichting geldt alleen niet als de werknemer nog reële re-integratiemogelijkheden heeft. In diezelfde uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat de door de werkgever te betalen transitievergoeding in die situatie niet hoger hoeft te zijn dan het bedrag dat aan transitievergoeding is opgebouwd direct na het bereiken van de 104 weken ziekte.