Net zoals bij de meeste andere overeenkomsten van opdracht zijn bij bouwovereenkomsten regelmatig algemene voorwaarden van toepassing. Deze zijn meestal die van de opdrachtnemer, maar ook (grotere, professionele) opdrachtgevers hanteren soms hun eigen (inkoop) voorwaarden.
In algemene voorwaarden staan (aanvullende) standaardbedingen die op elke opdracht van toepassing zijn. Bijvoorbeeld de wijze van totstandkoming van een opdracht, de betalingsvoorwaarden en de (beperking van) aansprakelijkheid en geschillenbeslechting.
De wet kent een uitgebreide regeling over de (toegestane) inhoud van de algemene voorwaarden. Het uitgangspunt van de regeling is dat de algemene voorwaarden niet ‘onredelijk bezwarend’ mogen zijn voor de klant. Zo kent de wet een zogenaamde zwarte en grijze lijst. Deze lijsten zijn in beginsel enkel van toepassing op overeenkomsten tussen bedrijven en consumenten.
Op de zwarte lijst staan bedingen die bij voorbaat zijn gekwalificeerd als onredelijk. Op de grijze lijst staan bedingen waarvan ‘vermoed’ wordt dat ze onredelijk zijn. Recent is aan de zwarte lijst toegevoegd het beding waarmee in geval van een geschil wordt bepaald dat de Raad van Arbitrage bevoegd is het geschil te beslechten. Een consument kan het beding dan vernietigen en alsnog naar de “gewone” rechter.
In een overeenkomst moet zijn bepaald dat de betreffende algemene voorwaarden van toepassing zijn. Echter, daarmee is de gebruiker er nog niet. Als blijkt dat er onredelijke bezwarende bedingen in staan kunnen die worden vernietigd. Dat geldt ook indien er niet (voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst) kennis kon worden genomen van de toepasselijke voorwaarden, bijvoorbeeld omdat die niet ter hand zijn gesteld. In dat geval kunnen de bedingen uit de voorwaarden die niet gewenst zijn worden vernietigd en gelden deze niet meer tussen partijen.
In de bouw wordt vaak gebruik gemaakt van een arbitragebeding. Dit beding leidt ertoe dat geschillen niet kunnen worden voorgelegd aan de gewone rechter (bijvoorbeeld de rechtbank), maar uitsluitend worden beslecht door arbitrage. In de regel wordt de Raad van Arbitrage voor de Bouw aangewezen als bevoegd scheidsgerecht. Een arbitragebeding kan ook deel uitmaken van de algemene voorwaarden van één der partijen. Als de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst, dan is hiermee dus ook het arbitragebeding van toepassing.
Als zo’n arbitragebeding uitsluitend in de algemene voorwaarden is opgenomen en wanneer het gaat om een overeenkomst tussen een professionele aannemer en een consument, dan is dat arbitragebeding meestal vernietigbaar. Het arbitragebeding staat namelijk op de zwarte lijst van algemene voorwaarden. Dat betekent dat een arbitragebeding, wanneer dat niet in de overeenkomst zelf maar uitsluitend in de algemene voorwaarden is opgenomen, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dat is alleen anders indien in het arbitragebeding de mogelijkheid wordt geboden aan de consument om binnen minimaal een maand nadat de aannemer zich op het arbitragebeding heeft beroepen, alsnog voor beslechting van het geschil door de burgerlijke rechter te kiezen.
Een complicatie die kan optreden bij het gebruik van algemene voorwaarden is dat zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever eigen algemene voorwaarden hanteren. In dat geval rijst de vraag welke voorwaarden prevaleren in de situatie van twee tegenstrijdige bedingen. Bij een zogenaamde Battle of Forms verwijzen aanbod en de aanvaarding naar twee verschillende sets voorwaarden.
In het bouwrecht laat zich dit illustreren met het volgende (veelvuldig voorkomende) voorbeeld. Een bouwbedrijf stelt een offerte op terzake de bouw van een kantoor voor een professionele vastgoedontwikkelaar. In de offerte staat vermeld dat op de opdracht van het bouwbedrijf de algemene voorwaarden van dit bouwbedrijf van toepassing zijn. De offerte geldt als aanbod. Vervolgens bevestigt de vastgoedontwikkelaar de offerte, maar in deze bevestiging staat dat de opdracht wordt verstrekt onder toepassing van de algemene voorwaarden van de vastgoedontwikkelaar.
Nu volgt uit de wettelijke regels dat aan de tweede verwijzing naar de algemene voorwaarden (in dit voorbeeld dus de verwijzing van de vastgoedontwikkelaar) geen werking toekomt als hij niet daarbij tevens de toepassing van de eerste set algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wijst. Uitdrukkelijk van de hand wijzen gebeurd meestal door dat expliciet in de overeenkomst (opdrachtbevestiging) te doen, afwijzing door een beding in de (eigen) algemene voorwaarden wordt vaak als niet voldoende aangemerkt.