Eén van de kernverplichtingen van de aannemer onder de UAV is het werk zodanig uit te voeren dat het gereed is op de overeengekomen datum c.q. binnen de overeengekomen termijn (§6 lid 5 UAV 2012). In §8 is de uitvoeringsduur van een werk geregeld. De termijn waarbinnen het werk moet worden opgeleverd wordt in het bestek bepaald. De termijn kan worden uitgedrukt in het aantal werkbare werkdagen, het aantal kalenderdagen, -weken of -maanden, of door een expliciete datum te noemen.
Wat precies onder werkbare werkdagen moet worden verstaan wordt duidelijk in lid 2 van §8. Als onwerkbaar worden dagen beschouwd waarop er door omstandigheden (niet toe te rekenen aan de aannemer) gedurende ten minste vijf uren (en bij halve werkdagen ten minste 2 uur), niet kon worden gewerkt. Denk hierbij vooral aan onwerkbaar weer. De aannemer is wel verplicht om redelijke maatregelen te nemen zodat de uitvoering van het werk in principe ook door kan gaan bij regen of wind.
Soms is het niet mogelijk voor de aannemer om het werk binnen de overeengekomen bouwtijd op te leveren. Om een korting op de aanneemsom (zie hierna) te voorkomen, kan een verlenging van de bouwtijd worden overeengekomen. Een aannemer doet hiertoe een schriftelijk verzoek aan de opdrachtgever, welk verzoek minimaal 14 dagen voor het verstrijken van de (bouw)termijn moet worden gedaan. Als de opdrachtgever instemt met een termijnverlenging, dan komt de verlenging bij de bouwtijd.
Wanneer bestaat er recht op verlenging bouwtijd?
Een aannemer heeft recht op verlenging als een van de volgende omstandigheden van toepassing is en er niet van de aannemer van worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd:
In het BW is geen specifieke bepaling opgenomen ter zake de (vaststelling van) bouwtijd van een werk. Wel gelden de gewone regels met betrekking tot tekortkoming en niet tijdige nakoming en kan er bijvoorbeeld sprake zijn van schuldeisersverzuim (aan de zijde van de opdrachtgever).
Een overschrijding van de overeengekomen bouwtermijn kan nadelige gevolgen hebben voor de opdrachtgever. Denk aan extra kosten zoals verblijfskosten en vertragingsschade.
Voor deze situaties is in de UAV reeds een gefixeerd boetebedrag opgenomen ter dekking van vertragingsschade. Deze boete wordt korting genoemd en kan door partijen zelf in het bestek worden vastgesteld op een bedrag geldend voor iedere dag dat het werk te laat is opgeleverd. Het op basis hiervan verschuldigde bedrag wordt gekort op de nog verschuldigde aanneemsom.
In de UAV 2012 is dit bedrag op € 60,- per dag gesteld, maar in de regel doet een opdrachtgever er goed aan hier contractueel van af te wijken. De korting wordt namelijk eveneens aangemerkt als een gefixeerd schadebeding. Dit houdt in dat de korting in plaats van een schadevergoeding voor de te late oplevering komt. Een opdrachtgever kan dan ook in beginsel niet naast de verschuldigde korting vergoeding van (overige) vertragingsschade claimen. En omdat vertragingsschade (zeker bij grotere bouwprojecten) toch al snel kan oplopen, voldoet de in de UAV bepaalde kortingsbedrag van € 60,- per dag meestal niet.
Overigens moet de opdrachtgever wel aannemelijk maken dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden. Als hij geen enkele schade heeft geleden dan kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid aan een beroep op het boetebeding in de weg staan, althans geeft dat aanleiding om het totaal verschuldigde bedrag te matigen.