Volgens de algemene regels van het contractenrecht mag een aannemer of opdrachtgever een overeenkomst ontbinden als de wederpartij toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. Als de nakoming van een overeenkomst niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat deze bevoegdheid pas als de wederpartij in verzuim is.
Voor aannemingsovereenkomsten is er in het BW echter een verruiming van deze ontbindingsbevoegdheid opgenomen. Als vóór de oplevering al waarschijnlijk wordt dat het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd, kan de rechter de overeenkomst op vordering van de opdrachtgever ontbinden. Dit blijkt uit artikel 7:756 BW. Omdat er in dit geval dus nog geen sprake is van een daadwerkelijke tekortkoming, kan de ontbinding slechts door de rechter worden uitgesproken. Hij beoordeelt of de aannemingsovereenkomst geheel dan wel gedeeltelijk wordt ontbonden.
Deze bepaling is opgenomen omdat juist bij bouwovereenkomsten in een eerder stadium al kan blijken dat de afgesproken datum van oplevering niet wordt gehaald of dat er geen deugdelijk werk zal worden opgeleverd. Zo heeft de opdrachtgever de mogelijkheid al eerder in te grijpen en hoeft hij niet lijdzaam af te wachten tot de geplande opleverdatum is verstreken.
De aannemer kan volgens voornoemd artikel eveneens een ontbindingsverzoek doen aan de rechter als waarschijnlijk wordt dat de opdrachtgever niet op tijd of niet behoorlijk aan zijn (betalings)verplichtingen kan doen. Ook kan de aannemer dit verzoek doen als het vóór de oplevering waarschijnlijk wordt dat de aannemer de overeenkomst niet zal kunnen uitvoeren ten gevolge van overmacht. Overigens staat dit artikel niet de “gewone” ontbindingsbevoegdheid van partijen in de weg bij wanprestatie. In dat geval kan de aannemingsovereenkomst buitengerechtelijk worden ontbonden (zonder tussenkomst van de rechter) en gelden de algemene verzuim en ontbindingsregels.
De UAV (1989/2012) kennen geen soortgelijke bevoegdheid bij de waarschijnlijkheid van wanprestatie. Wel kan de aannemer worden aangemaand het werk (op tijd) af te maken. Pas als er sprake is van een tekortkoming heeft de opdrachtgever op grond van de UAV (ook) de mogelijkheid de aannemer schriftelijk in gebreke te stellen. Als de aannemer dan nog steeds niet nakomt, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien.
Wat betreft de ontbindingsbevoegdheid van de aannemer als de opdrachtgever waarschijnlijk niet gaat nakomen, geeft § 43a lid 8 UAV 2012 de aannemer het recht om zekerheid van de opdrachtgever te verlangen als hij gegronde reden heeft om aan te nemen dat de opdrachtgever niet of niet tijdig zal betalen. Als de opdrachtgever daar niet aan voldoet is er sprake van niet nakoming en kan dat voor de aannnemer opmaat vormen om de overeenkomst te ontbinden.