Een bestuurder heeft grote mate van vrijheid hoe hij een onderneming bestuurt. Alleen bij uitzondering kan hij aansprakelijk worden gehouden voor zijn bestuur:
Een bestuurder kan tegenover de vennootschap zelf aansprakelijk zijn als hij zijn bestuurstaak niet behoorlijk heeft vervuld én hem hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Te denken valt dan aan het nemen van onverantwoorde risico’s of handelen in strijd met voorschriften.
In geval van faillissement kan de curator een bestuurder aansprakelijk houden voor het faillissementstekort. Dit kan als (a) sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur én (b) dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Hiervoor is nodig dat geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben. Let op: als niet aan de boekhoudplicht is voldaan (waaronder het tijdig deponeren van jaarrekeningen) is sprake van onbehoorlijk bestuur en moet de bestuurder aantonen dat dit geen belangrijke oorzaak in het faillissement is geweest.
In uitzonderlijke gevallen kan een bestuurder tegenover een schuldeiser aansprakelijk zijn voor een onbetaalde schuld van de vennootschap. Dat kan als hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de schade. Ook hier is nodig dat hem hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Uitgangspunt is de aansprakelijkheid van een bestuur als geheel. Een individuele bestuurder kan zich echter ‘disculperen’ als het onrechtmatig bestuur niet aan hem heeft gelegen en hij voldoende maatregelen heeft getroffen om de gevolgen te voorkomen/beperken.
Ook commissarissen kunnen aansprakelijk zijn wegens kennelijk onbehoorlijke taakvervulling. Dan moet wel eerst sprake zijn van aansprakelijkheid van het bestuur.