Schuldenaren die in financiële nood zitten, kunnen hun schuldeisers aanbieden om een bepaald percentage van de vordering te voldoen tegen finale kwijting. Dit heet dan een crediteurenakkoord. Schuldeisers zijn niet verplicht hiermee akkoord te gaan. Het staat de schuldenaar geheel vrij de inhoud van een crediteurenakkoord vast te stellen. Zo kan er behalve geld, ook aandelen in de onderneming worden aangeboden ter afdoening van de vordering. Uiteraard geldt: hoe beter het aanbod, hoe aantrekkelijker voor de schuldeisers om het crediteurenakkoord te accepteren. Voor de schuldeiser kan ook de kostenbesparing terzake een incassoprocedure een overwegende factor zijn.
Als er echter sprake is van een faillissement, surseance van betaling of een schuldsaneringsregeling, kan een akkoord door de rechter worden vastgesteld en jegens alle schuldeisers verbindend worden verklaard. Dat heet dan een dwangakkoord of faillissementsakkoord. Wanneer de helft van schuldeisers, die tezamen ook de helft van de uitstaande schulden vertegenwoordigen, het akkoord aanvaarden, is het akkoord aangenomen. Vervolgens moet de rechtbank het akkoord bekrachtigen; dat wordt homologatie genoemd. Als het akkoord is gehomologeerd, is het jegens alle schuldeisers verbindend. Ook schuldeisers die tegen het akkoord hebben gestemd zijn er dan aan gebonden.
Voor de beoordeling van een crediteurenakkoord is in de eerste plaats van belang dat er voldoende informatie wordt verstrekt om het aanbod te kunnen beoordelen. Het aanbod moet duidelijk maken hoe de financiële problemen bij de schuldenaar zijn ontstaan, hoe de schulden zijn opgebouwd, en wie de schuldeisers zijn. Verder moet duidelijk zijn wat de financiële positie en de vooruitzichten van de schuldenaar zijn. Ook moet duidelijk worden gemaakt of de schuldenaar het akkoord zelf financiert, of dat een bepaalde partij hiervoor een bedrag ter beschikking heeft gesteld. Als de schuldenaar immers zonder het akkoord niet over dit bedrag kan beschikken, maakt dit het aantrekkelijker om het akkoord te aanvaarden.
De Belastingdienst is vaak bereid mee te werken aan een akkoord als dit de onderneming van de schuldeiser kan redden, of kan leiden tot sanering van de financiële situatie van de schuldenaar. De Belastingdienst stelt in vrijwel alle gevallen tenminste als eis dat zij een twee keer zo hoog percentage krijgt als de overige schuldeisers. De richtlijnen hieromtrent zijn vastgelegd in de zogenaamde leidraad invordering en gelden ook in het geval van een dwangakkoord.