3 min lezen

aansprakelijkheid bestuurders van een stichting

Sjoerd Yntema
Sjoerd Yntema
Neem contact op

Interne aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van stichtingsbestuurders vertoont grote overeenkomst met die van bestuurders van NV’s en BV’s wat betreft de basis voor aansprakelijkheid. Zowel bestuurders van stichtingen als die van NV’s en BV’s kunnen aansprakelijk worden gesteld voor onbehoorlijk bestuur jegens de rechtspersoon (art. 2:9 BW). Onbehoorlijk bestuur jegens de stichting kan alleen aangenomen worden wanneer de bestuurder een ernstig verwijt gemaakt kan worden.

Of er sprake is van een ernstig verwijt dat de bestuurder kan worden gemaakt moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daartoe behoren onder meer de aard van de door de stichting uitgeoefende activiteiten, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten activiteiten, het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder bij het uitvoeren van die activiteiten en de daaruit voortvloeiende risico’s. Stichtingen kennen doorgaans een ideëel of maatschappelijk doel en zijn niet primair gericht op het maken van winst. Dit verkleint de marge waarbinnen het bestuur risico’s kan nemen.

Aansprakelijkheid jegens derden

Naast de interne aansprakelijkheid kan een bestuurder ook aansprakelijk zijn jegens een derde (art. 6:162 BW). De bestuurder moet in zo’n geval onrechtmatig hebben gehandeld jegens de derde. Onrechtmatig handelt bijvoorbeeld de bestuurder die namens de stichting een overeenkomst aangaat terwijl hij wist of had behoren te begrijpen dat de stichting niet tot nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst in staat zal zijn en ook geen verhaal zal kunnen bieden voor de schade die de wederpartij daardoor zal leiden.

Ook wanneer een bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de stichting haar contractuele verplichtingen niet nakomt kan hij aansprakelijk zijn tegen benadeelde derden, mits hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hiervan zal sprake zijn indien de bestuurder moedwillig heeft bewerkstelligd dat bepaalde schuldeisers wel zijn voldaan terwijl anderen onbetaald zijn gebleven. Ook bestuurders die haastig en lichtvaardig besluiten tot ontbinding en vereffening van de stichting en jegens de schuldeisers geen openheid van zaken geven over de verkoop van de baten kunnen daarvan mogelijk een ernstig verwijt worden gemaakt.

Aansprakelijkheid in faillissement

Net als bij de BV en NV zijn bestuurders van stichtingen in geval van faillissement jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement (art. 2:248 BW). Deze aansprakelijkheid geldt voor het bedrag van de boedelschuld voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan.

Met ingang van 1 juli 2021 kunnen ook bestuurders en commissarissen van informele en niet-commerciële stichtingen aansprakelijk worden gehouden wanneer zij hun taken onbehoorlijk hebben vervuld. Wanneer in geval van faillissement blijkt dat een bestuurder niet heeft voldaan aan de verplichtingen wat betreft het voeren van een deugdelijke administratie of het tijdig openbaar maken van de jaarrekening, dan mag worden aangenomen dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Lees over de aansprakelijkheid in faillissement in meer detail op onze pagina’s over het faillissementsrecht.

Nieuws-
brief

Ravel Residence