Voor alle rechtspersonen en dus ook voor de stichting geldt de administratie- en bewaarplicht. Op grond van deze plicht zijn stichtingen gehouden een balans en staat van baten en lasten op te maken.
De commerciële stichting wordt voor wat betreft het jaarrekeningenrecht niet anders behandeld dan de andere rechtspersonen die onder de het jaarrekeningenrecht vallen (denk aan de BV, de NV en de coöperatie). Het uitgangspunt is dat het gehele jaarrekeningenrecht op alle ondernemende stichtingen toepasselijk is. Er is sprake van een ondernemende stichting wanneer de commerciële activiteit in het Handelsregister moet worden ingeschreven. Binnen ondernemende stichtingen kan een onderscheid worden gemaakt tussen stichtingen met een grote, een kleine en een middelgrote onderneming. Voor de kleine en middelgrote stichtingen wordt een uitzondering gemaakt en geldt het uitvoerige jaarrekeningenrecht van boek 2 BW niet. Om te bepalen of sprake is van een grote stichting moet de netto-omzet van de onderneming die door de stichting gedreven wordt gedurende twee opeenvolgende boekjaren zonder onderbreking nadien gedurende twee opeenvolgende boekjaren € 6.000.000 bedragen.
De stichting die geen grote onderneming drijft zal dus alleen rekening hoeven te houden met het opstellen van een balans en een staat van baten en lasten op papier binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. Voor een dergelijke stichting gelden geen voorschriften voor het opmaken, terinzagelegging, overleggen en vaststellen van de jaarrekening en ook niet voor het opstellen en terinzagelegging van het bestuursverslag.