Wanneer een partij door de rechter wordt veroordeeld om iets te doen, iets niet te doen of te geven, dan kan aan deze veroordeling een dwangsom worden verbonden. Op deze manier wordt deze partij geprikkeld om daadwerkelijk aan deze hoofdveroordeling te voldoen. Deze prikkel kan bestaan in het betalen van een bedrag ineens of een bedrag per overtreding of tijdseenheid, bijvoorbeeld € 500,- per dag dat deze partij niet aan de hoofdveroordeling voldoet. In deze laatste twee gevallen kan de rechter eveneens een bedrag bepalen waarboven geen dwangsom meer verbeurd wordt. Een dwangsom is dan ook een dwangmiddel om de uitvoering van een rechterlijke uitspraak te verkrijgen.
Een partij die een dwangsom aan haar vordering wil verbinden, dient dit altijd expliciet te vorderen of te verzoeken. Een dwangsom kan niet ongevraagd – dat wil zeggen ambtshalve – door een rechter worden opgelegd. Een rechter is vervolgens vrij om deze dwangsom wel of niet op te leggen en is ook vrij om de hoogte daarvan te bepalen.
In geval van een verplichting tot het betalen van een geldsom kan geen dwangsom worden opgelegd. Ook wanneer in een uitspraak enkel een bepaalde rechtstoestand wordt vastgesteld, zoals bijvoorbeeld: deze overeenkomst is nietig, kan geen dwangsom worden opgelegd. Evenmin kan (en behoeft) een dwangsom te worden opgelegd in geval dat een uitspraak een bepaalde rechtstoestand in het leven roept, bijvoorbeeld: een uitspraak waarin een faillissement wordt uitgesproken.
Een dwangsom is slechts verschuldigd wanneer de hoofdveroordeling voor gedwongen tenuitvoerlegging (executie) vatbaar is. Wanneer de hoofdveroordeling is geschorst, zoals bij hoger beroep of cassatie van een niet bij voorraad uitvoerbare beslissing, wordt de dwangsom niet verbeurd. Dit komt niet vaak voor. De meeste uitspraken zijn wel bij voorraad uitvoerbare beslissingen.
De dwangsom kan niet worden verbeurd vóórdat de uitspraak waarin de hoofdveroordeling is vastgesteld, door een deurwaarder is betekend aan de gedaagde partij. Op deze manier staat vast dat de gedaagde bekend is met de inhoud van deze uitspraak en met de veroordeling. De datum waarop de uitspraak wordt betekend is dus beslissend voor het aanvangstijdstip van het verbeurd zijn van de dwangsom. Een uitzondering hierop is dat de rechter soms in de uitspraak zelf een bepaalde termijn of datum noemt waarna de dwangsom wordt verbeurd.
Een dwangsom kent een korte verjaringstermijn. Een dwangsom verjaart namelijk al door een verloop van zes maanden na de dag waarop zij is verbeurd. De gedachte hierachter is dat een dwangsom is bedoeld als prikkel tot nakoming, er bestaat daarom geen reden om voor dwangsommen een langere verjaringstermijn te hanteren. Ook dient te worden voorkomen dat de schuldeiser door stilzitten dwangsommen ongelimiteerd zou kunnen laten oplopen.
Een schuldeiser kan de verjaring van verbeurde dwangsommen tegenhouden. Dit doet hij door de verjaring te stuiten. Dit kan bijvoorbeeld door een schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling. Hieruit moet een duidelijke waarschuwing volgen dat de schuldenaar nog steeds aanspraak blijft maken op nakoming van de hoofdveroordeling die uit de uitspraak volgt. Na de dag waarop de stuitingshandeling heeft plaatsgevonden, begint de verjaringstermijn van zes maanden opnieuw te lopen.
Het hoger beroep van een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis waarbij een dwangsom is opgelegd, schorst de verplichting tot naleving van de hoofdveroordeling en de verplichting tot betaling van een (na betekening van de uitspraak) verbeurde dwangsom niet. De schuldeiser dient dan ook gedurende dit hoge beroep ieder half jaar het verbeuren van de dwangsommen te stuiten.